INHOUD FEEST
INHOUD VARKEN
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina
 De afbeeldingen bij dit artikel werden ter beschikking gesteld door: T. v.d. Zanden, H. van den Bergh, G. Keser, en G. Kuitert.

Uit de Tweede Wereldoorlog en na de bevrijding
Stuur uw bijdrage aan: leed@brabantsdagblad.nl

Alles was schaars, ook de humor

Ed Schilders - Uit het Brabants Dagblad van 22 april 2005


Zullen we met een mop beginnen? Het gebeurde in de winter van 1944-’45, de winter van de honger en de kou. Nederland boven de rivieren is nog niet bevrijd. Van de Winterhulp, een pro-Duitse organisatie, krijgt een vrouw een mud kolen cadeau. Als tegenprestatie moet zij echter wel een foto van Hitler op de schoorsteenmantel plaatsen. Uit angst de kolen weer kwijt te raken, doet de vrouw wat van haar geëist wordt. Als die avond de buurvrouw aanschuift bij de warme potkachel, en vraagt wie toch die man op die foto is, antwoordt de vrouw: ‘Oh, dat is mijn nieuwe kolenboer.’

Zeker, het is na zestig jaar geen echte dijenkletser meer, maar het geeft nog steeds bijzonder goed weer hoe er zelfs onder die meest erbarmelijke omstandigheden zo nu en dan toch een bevrijdende lach kon klinken. In een moppenboekje van kort na de bevrijding lezen we in de inleiding: ‘In de hongerwinter zijn weinig moppen vernomen.’ Maar dit was er dus een. Alles was toen schaars, ook de humor. Een van de oorzaken van die schaarste wordt in diezelfde inleiding zo verklaard: ‘de afvoer van een groot deel van de vroeger moppentappende gemeente.’ De joden dus. En in een ander moppenboekje, getiteld De clandestiene glimlach, lees ik: ‘Misschien vinden onze kinderen er nog eens aardigheid in te weten hoe wij in geestelijk opzicht probeerden het hoofd boven water te houden.’ De anonieme moppentrommelaar vermeldt vervolgens dat ook het tappen van moppen niet zonder gevaar was. ‘Er is mij een geval bekend van iemand die een jaar in de gevangenis doorbracht, doordat de Sicherheitsdienst bij een huiszoeking een papiertje vond met het volgende gedichtje erop.’ In dat gedichtje wordt het bezette Nederland vergeleken met een ‘kabinet’, een poepdoos. Het begint zo: Ons land is als dit kabinet/ Eerst was het vrij, thans is ’t bezet. Voor wie erop zit, geldt: Doch onder ’t zuchten dat wij horen/ Wordt ook een schone hoop geboren. En het eindigde met: Hoe opgelucht zult gij u voelen/ Als ge het vuil weer weg kunt spoelen.

Ik heb er zeker ‘aardigheid’ in gevonden zulke moppenboekjes te lezen. Ze werden me ter beschikking gesteld door lezers van het Brabants Dagblad als bijdrage aan de serie in deze krant op maandag over liedjes, spot en humor in en kort na de Tweede Wereldoorlog. ‘Het kabinet’ werd een tiental keren ingezonden, bijna net zo vaak als klassieke liedteksten als ‘Op de hoek van de straat’ en ‘Aan de poort van Moskou’. Dat geeft aan hoe belangrijk humor geweest moet zijn in tijden waarin het lachen je al snel verging. En dus ook niet zonder gevaar was. Een lezeres schreef me hoe ze in de oorlogsjaren spotliedjes verzamelde in een schriftje. Toen haar ouders het vonden, werd het veiligheidshalve verbrand. Een andere lezeres stuurde me een originele vouwprent waarop je op de voorkant Hitler ziet staan. Je kunt die prent zo vouwen dat Hitler letterlijk en figuurlijk een nieuwe ‘achterkant’ krijgt: hij zit op zijn hurken en produceert een drol in de vorm van een hakenkruis. Ze schrijft: ‘In 1944 liep ik met deze prent in onze winkel. Onze pa heeft hem afgepakt, en zo goed verborgen dat we hem pas in 1992 vonden bij de boedelopruiming van ons moeder.’ Door drie lezers werd een prent ingestuurd van vier varkens, die je zo moet vouwen dat ‘Het vijfde varken’ zichtbaar wordt: het portret van bovengenoemde kolenboer.

De maandagse serie in deze krant begon in september 2004, in de aanloop naar de bevrijdingsdagen van Brabant, als een rubriek met liedjes uit de oorlogsjaren, maar al snel begonnen de lezers ook andere vormen van amusement in te sturen. Bijzonder was bijvoorbeeld de verzameling moppen die J. Kragt al in 1941-’42 heeft getypt, en ook de zelfgemaakte Oranje-speldjes (de Nederlandse leeuw, uitgezaagd uit een cent) die Emile van den Assem ter beschikking stelde. Een andere vorm van huisvlijt was de vervaardiging van peukendovers door een cent, een (vierkante) stuiver, en een doormidden gezaagde halve cent aan elkaar te solderen. Zo’n peukendover was dan een ‘zes-en-een-kwart’, wat ook de bijnaam was van rijkscommissaris Seyss-Inquart. Seyss was een van de meest bespotte figuren. Hij liep mank, en men zei dat dat was gekomen door een ‘hakenkruis’ in zijn broek. In Den Haag hadden ze al twee straten naar hem vernoemd: de Korte en de Lange Poten. Judas Mankabenus was een van zijn vele spotnamen. Ook over Anton Mussert deden veel moppen de ronde. Mussert was met zijn tante getrouwd; op schuttingen verscheen de tekst: Al die van rasverbetering houwen/ Die gaan met hun tante trouwen.

Actuele oorlogshandelingen overal in Europa en Noord-Afrika werden vrijwel onmiddellijk het onderwerp van liedjes en moppen. De vlucht van Rudolf Hess naar Engeland was een enorme bron van leedvermaak. Na zijn aankomst zou Hess aan Hitler geseind hebben: Plenty to eat, and plenty to smoke/ Hou je gek, en kom ook. De naam Hess had overigens een speciale betekenis: het was de afkorting van Hij Evacueerde ’S nachts Stiekem. Het ‘verklaren’ van namen blijkt zeer populair geweest te zijn, alsof het een soort geheimtaal was. De naam Hitler betekende: Het Is Te Laat Engeland Regeert. Edah: Engeland Doodt Adolf Hitler. Verkade: Vrede En Rust Kent Alleen De Engelsman; maar als je het van achter naar voor las: En Duitsland Alleen Kan Roven En Vermoorden.

Meteen na de bevrijding, die ook een bevrijding is van de drukpers, verschijnen ze: de strip- en moppenboekjes die in woord en beeld de voorbije ellende verzamelen in de vorm van vreugde, of liever: vrolijk en venijnig verzet. De gevorderde fiets, de in de muur of onder de vloer verborgen radio, het clandestiene varken, het inleveren van metalen, de noodkachel en de hooikist, de onderduikers… Niet dat het meeviel, maar het is eindelijk voorbij. Het gegniffel van de onderdrukte wordt nu de schaterlach van de vrije mens. Want zelfs tijdens de hongerwinter, zo wil een van de moppen, zag je veel rood-wit-blauw op straat: mensen rood van woede, wit van de honger, en blauw van de kou. Nederland lachte de ellende even weg in tekst en tekeningen. Eindelijk konden aan het rijmpje over ‘Het kabinet’ twee regels worden toegevoegd: En wat ons jaren heeft geplaagd/ Is toch ten slotte weggevaagd.