Onze Lieve Vrouw van de Goede
Duik
Jace
van de Ven
Wie
goed rondkijkt in Overloon , kan nog goed zien dat het dorp veel
doorstaan heeft. Het oorlogs- en verzetsmuseum kon er ooit
beginnen met het zetten van een hek rond de achtergelaten ellende.
Midden in het dorp ontdek ik een kapel gewijd aan O.L.V. van de
Goede Duik . Van de wat? In het dagboek van Pastoor Van Boxtel
lees ik later dat Monseigneur Mutsaerts bezwaar maakte tegen de
verering van Maria onder deze rare titel. "Maar na een
antwoord en verklaring ontvangen te hebben, stond hij 't toch
toe." Voor de oprichting van de kapel in 1954 werd 1200
gulden opgehaald bij mensen die tijdens de oorlog in Overloon
ondergedoken hadden gezeten. "... en aan beeldhouwer Van
Dongen werd gevraagd om een beeld te maken, daarvoor was
uitgetrokken de som van f. 500,--. Ofschoon we gaarne een staande
figuur hadden gezien, wist Van Dongen ons te overtuigen, dat dit
voor zo'n klein bedrag onmogelijk was, dan zou de steen meer dan
f. 500,-- kosten. Dientengevolge namen we genoegen met datgene wat
hij voorstelde." Dat had ìk nooit gedaan. In de kapel zit
een stenen Maria nogal wulps op de knie van een man en kroelt een
ander door de haren. In verband met het onderschrift 'van de goede
duik ', zal menige niet katholiek onderlegde figuur concluderen:
die duiken dadelijk lekker samen de Maas in.
Norbert
Smulders, emeritus pastoor van Lennisheuvel en Esch, stuurde me
echterv een interessante brief over deze beeldengroep. Hij vertelt
dat het in de oorlogsjaren heel gebruikelijk was om van 'duiken'
te spreken in plaats van 'onderduiken'. Hij wijst op een gedicht
van A. den Doolaard uit de tijdens de oorlog verschenen bundel 'De
Partisanen en andere gedichten'. Het heet 'Gebed tot Onze Lieve
Vrouwe van den Goeden Duik '. In het ritme van het vers, schrijft
Smulders, past die titel beter dan 'OLV toevlucht der
Onderduikers'. Hij acht het niet onmogelijk dat de bekendheid van
dit gedicht de keuze van de titel van het Mariabeeld in Overloon
beïnvloed heeft. In het voorwoord van 'De Partisanen' schrijft
Den Doolaard: "Men zal in den bundel een gedicht aantreffen,
dat ik schreef op verzoek van een Roomsch-Katholiek geestelijke.
Moge dit gedicht, geschreven voor katholieken door een
niet-katholiek, getuigenis afleggen van den nieuwen eerbied voor
elkanders overtuiging..." Die regels slaan ongetwijfeld op
het gedicht waarover we het hebben. Het eindigt zo: Bewaar mijn
voeten voor de valsche klem / Van hen, die met den Duitschen
vijand hoeren. / Dan, elken dag als ik den dauw weer ruik / Zal ik
u prijzen met gesmoorde stem / Gij, Lieve Vrouwe van den Goeden
Duik . En dan volgt er nog iets heel opmerkelijks. De uitgever
vermeldt onder het gedicht: "Twee regels van het zevende
couplet moeten om redenen van veiligheid ongedrukt blijven tot na
den oorlog." Het gaat om de twee eerste regels van dat
zevende couplet. De derde is: "Onraad is het gefluister in de
struiken." Bestaat er een latere druk waarbij die regels wel
zijn ingevuld? Ik kon ze niet vinden, maar meneer Jongmans uit
Boxtel schreef naar aanleiding van het bovenstaande een reactie
met de titel: De vergeten held. Zijn vrouw zaliger moest heeroom
zeggen tegen Michaël Jansen, die begin vorige eeuw kapelaan was
in St-Michielsgestel. Tijdens de oorlog was hij pastoor in
Vierlingsbeek.
Op 27 september 1944 moesten ze daar, net als de bevolking van
Overloon, op bevel van de Duitsers evacuëren. Hij vond onderdak
in Maashees, maar moest daar ook weer weg. Hoewel Jansen gehoor
gaf aan dat bevel, werd hij de dag erna opgepakt, waarna niemand
meer iets van hem vernam. Pas 25 jaar later, toen er in Maashees
een vakantiepark werd aangelegd, werd Michaël Jansen
teruggevonden. Waarschijnlijk was hij van achter doodgeschoten en
voorover in het graf gevallen, dat hij mogelijk zelf gegraven had.
Meneer Venmans uit Tilburg kende de ontbrekende regels uit het
gedicht van A. den Doolaard over O.L.V. van de Goede Duik . Die
regels mochten in 1944 niet gedrukt worden om redenen van
veiligheid: 'Op onraad staan de wieken van de molen / De horens
blazen onraad door het land'. Dat onderduikers communiceerden via
de stand van molenwieken was toen mogelijk nog een geheim. Ook
hoorde ik dat O.L.V. van de Goede Duik in de Goirkestraat in
Tilburg staat afgebeeld op een tegeltje. Onder een afdakje spreidt
ze haar mantel uit naar twee geknielde jongeren. Dat lijkt op het
beeld in Overloon. Oud-pastoor N. Smulders wijst er op dat al in
1943 in Tilburg door ondergedoken studenten een kapel is gebouwd
ter ere van deze O.L.V.. Ze hadden ook een gedicht, dat zo
eindigde: Sterre der Zee, daal dus neer in mijn hart / En maak het
stil, als vogels in hun nesten / die argeloos het zwiepend zwerk
vertrouwen. / Hoe ik ook zwerf, toch steeds ten langen leste / kom
ik tot U, die zijt van onze smart en onzen goeden duik de Lieve
Vrouwe. Ook toen eindigde Brabant bij Maria. Maar laten we erover
zwijgen voor Bodar 't verbiedt.
|