Kermispret
Deze
week is het kermis in Tilburg, en de komende weken draaien de
molens weer in veel andere Brabantse plaatsen. Een goed moment,
lijkt me, om aandacht te besteden aan twee kermisliedjes. Enige
tijd geleden vroeg H. Dirkx naar de tekst van een lied over de
kermis in Casteren. Hij kende alleen het refrein: Casteren
kerremis, Tinuske, Marinuske/ Casteren kerremis, Marieke m’n
keind. Ik heb toen de vraag op onze feestliedjeswebsite geplaatst,
en vorige week stuurde Ed Dalderop de tekst in. Hij schrijft: ‘Ik
ken maar drie coupletten, maar misschien duurde de kermis in
Casteren ook maar drie dagen en is het lied compleet.’ De tekst
is dus kort maar biedt toch een heel aardig doorkijkje naar de
gezelligheid van vroeger. Op zondag rijdt de zanger naar Casteren
‘mee de huifkar’. Op maandag wordt feest gevierd met ‘gekookte
peren met suiker’. En op dinsdag: ‘We drinken de glaskes tot
aan de klein uurkes.’
Door
de telefoon zong Piet van Beers voor mij het begin van een lied
dat hij 45 jaar geleden voor het eerst hoorde op de bruiloft van
zijn broer. Het heet ‘De kermis was weer aangebroken’. Dit
lied is één grote ellende. Dat kan ook niet anders, want de
hoofdpersoon is een getrouwde man die ‘kermis houdt’ met alle
meisjes behalve zijn eigen vrouw. Helaas. De eerste is: Een
doorgerookte meid/ Met een mondje als een geit. De tweede: Had
geen tanden/ Een paar winterhanden. Dan volgt: Weer een ander/ ’t
Was zo’n kleine scheve schele salamander. Een dol meisje zit er
deze kermis dus niet in voor meneer. Hij moet zich ‘tevredenstellen
met de Jan-Klaasenspellen’. Met eigen vrouw en kinderen naar de
kermis. Hij zingt dan: Je behoeft me niet te vragen/ Wie de kleine
Bram zal dragen. Zelfs: Die oliekoeken zou je vervloeken/ Mijn
binnenzak wordt moddervet. En dan eindigt het lied toch nog met de
hoop van de rasechte kermisganger: Maar ik zal me maar vertroosten…/
Er is geen kermis zonder pret. U kunt uw feestliedjes blijven
inzenden via leed@brabantsdagblad.nl,
of per post.
|