Merijntje
Gijzen
Ik
dacht opeens aan een boek dat ik in mijn jonge jaren gelezen heb. Ik
weet niet meer hoe dat boek heette, of wie het schreef. Ik herinner
me wel dat het zich in Zuid- Nederland of Vlaanderen afspeelde. De
hoofdpersoon was een jongen die, naar ik meen, Merijntje Gijzen
heette. Hij was een echte deugniet, die altijd overhoop lag met
"Mijnheer Pastoor". Telkens weer werd hij op het matje
geroepen om zich te verantwoorden voor de een of andere misdaad.
Mijnheer Pastoor was wanhopig dat hij Merijntje op de goede weg zou
kunnen leiden. Hij wist dat Merijntje heel goede kwaliteiten had:
initiatief, leiderschap, enz. Maar hoe zou hij die in het juiste
spoor kunnen brengen.
Op een avond kroop Merijntje in de boomgaard van de Pastoor. De
takken waren beladen met de sappigste vruchten en Merijntje wilde er
een paar van kapen. Helaas zag mijnheer Pastoor hem en Merijntje
moest in allerhaast vluchten.
De
volgende dag stond Merijntje weer op het matje. Hij vreesde het
ergste. (Dit was natuurlijk in de dagen waarin de geestelijkheid nog
heel wat macht bezat en het lot van de parochianen in handen had.)
Mijnheer Pastoor keek Merijntje een lange tijd aan en de jongen werd
steeds meer ongerust. Eindelijk schraapte mijnheer Pastoor zijn keel
en zei: "Merijntje Gijzen, zou je wel misdienaar willen
worden?"
Merijntje viel bijna van zijn stoel van verbazing. "Ik?"
"De grootste schavuit in het dorp!" "Een
misdienaar?" "Dat zal ik wel verkeerd gehoord
hebben." Maar mijnheer Pastoor keek heel vriendelijk over zijn
bril en herhaalde zijn vraag.
Een
gevoel van grote rust kwam over Merijntje. De Pastoor sprak niet
meer over het stelen van appels, en bood hem aan dienaar te worden
in de kerkdiensten. Wat een opluchting! Wat een eer!
Het bovenstaande is een parafrase van het enige gedeelte van het
boek dat ik me nog een beetje herinner.
|