Cees Paradé

Sinterklaas

Wie kent hem niet, deze aanvankelijk vergeten kardinaal uit een gehucht in Spanje die ondanks het verstrijken der jaren, alle oude en nieuwe feestdagen ten spijt, zich letterlijk en figuurlijk nog goed in het zadel weet te houden?

We zetten de klok even terug naar de vijftiger jaren.

 

De enige echte kindervriend kwam bij ons op de kade aan. Met een mijter op het hoofd, een krakend wit nachthemd en kleurig kazuifel werd hij door twee potige mannen op een smetteloos witte schimmel getorst. Met een rondrit door de stad kondigde hij zijn aanwezigheid aan. ‘s Avonds zongen we nog zwaar onder de indruk van het fenomeen Sinterklaas liedjes bij de gloeiende potkachel in de keuken. Schoenen werden klaargezet en gevuld met de wortels die moeder ingekocht had voor de stamppot. Mijn broer, waarschijnlijk de verstandigste bij ons thuis, vroeg zich af, waar de kerkelijke viervoeter, ondanks zijn enorme afmetingen, het allemaal liet. Per slot van rekening, zo memoreerde hij dat, zou alleen al in onze stad, het heilige beest op z’n minst enkele vrachtwagens vol met wortels moeten verorberen. Hier had ik natuurlijk nog niet aan gedacht, mijn broer zag de twijfel in mijn ogen en ging verder. Ook al kwam de schimmel uit Spanje, het is en blijft een paard; dus hij kan niet hoger springen dan drie meter, bovendien zou deze schimmel een sprong op het dak niet overleven en wel om twee redenen. Het schoeisel van de viervoeter was niet berekend voor kapriolen op het dak, en ons dak zou gegarandeerd instorten onder het gewicht van het kerkelijke beest. Weer keek mijn broer naar mij en ging onverdroten verder. Hoe was het in godsnaam mogelijk dat de Spaanse nuntius met deze omvang via het rookkanaal van onze gloeiende potkachel de toegang tot de woning verschafte. Gezien zijn uitstekende reputatie zou moeder hem zeker via de voordeur binnenlaten. Overigens, zo ging hij verder, leek het handschrift op het briefje van de Sint verdacht veel op het spijkerschrift van moeder. Overmand door slaap suste ik in en droomde over het huisbezoek van de Sint van vorig jaar.

 

Langzaam schreed de Sint de huiskamer in, het eerste wat me opviel was dat hij kleiner was dan het jaar daarvoor; een oorvijg van moeder deed mij van mijn aanvankelijke standpunt afwijken. Vriendelijk bood moeder de zetel van Pa aan. Ook nu bleek er een duidelijk verschil tussen de Spaanse nuntius van vorig jaar en deze. De kerkelijke vorst liet zich in de zetel zakken op een manier waar het genot vanaf straalde, terwijl deze kardinaal de stoel in dook. Hij veerde weer bliksemsnel uit zijn zetel toen hem een glaasje met geestrijk nat werd aangeboden, en even dacht ik dat deze sint misschien wel een verjongingskuur had gehad. Roken deed hij ook, moeizaam wist hij zijn peuk in de mond te houden en toen zich een kleine brand vormde bij zijn onderlip, bleek hij dit bliksemsnel te kunnen blussen met het geestrijk nat van de familie Bols. In de loop van de avond scheen de sint een onlesbare dorst te hebben, en moeder gaf te kennen dat de hevig slissende Sint ons maar gedag moest zeggen, omdat er nog zoveel andere kinderen op hem zaten te wachten. Maar de Spaanse bisschop dacht daar duidelijk anders over. Hij begon vader amicaal op de schouders te slaan en wees daarbij telkens naar zijn lege glas. Ook de aanvankelijk spontaan begonnen sinterklaasliedjes vonden bij de aartsbisschop geen gehoor. Met een voortreffelijk Amsterdams accent begon hij de laatste hit van Johnnie Jordaan mee te lallen. Moeder zette daarop de radio af en verzocht de prelaat maar eens op te stappen. Hij bedankte vader en moeder hartelijk, wat heet hartelijk, het was eerder uitbundig. In zijn onstuimigheid sloeg hij met zijn staf een van de kapjes van de schemerlamp aan flarden. Excuserend over dit voorval had de heilige het opstapje niet gezien en languit lag de geliefde kindervriend tegen de keien. Hardop gebeden biddend stond de kerkelijke vorst op, met een vuile handschoen wuifde hij naar zijn kleine fans en stapte de auto in. Iets te hard smeet hij de deur van de auto dicht. Verbaasd zagen we nog juist het onderste stukje van zijn staf over de straat rollen.