Jan
Schellekens
Herinneringen
uit de Hoogvensestraat
D'n
houte póót van onze pa
Dat
klinkt oneerbiedig maar een groot deel van mijn jonge jaren stond in
het teken van ‘d’n houte póót’ van mijn vader. De goede man
had de dikke pech om net toen we bevrijd werden, zijn linker been te
verliezen. Een heel eind boven de knie.
Ik
kan het me nog goed herinneren. Koudvuur heette dat. De Schotse
militaire arts van het legeronderdeel waarvan enkele soldaten bij
ons waren ingekwartierd, bood aan om voor de behandeling ‘penicilline’
te gebruiken. Destijds blijkbaar iets volslagen onbekends bij de
medische wetenschap in Nederland. In ieder geval, de dorpsdokter uit
Oisterwijk waar wij in die tijd verbleven durfde het niet aan. Ik
begrijp nu best dat het toen hectische toestanden waren, maar toch.
Na
in het ziekenhuis te zijn opgenomen in een soort coma en er dus zelf
niet meer toe in staat, stond mijn moeder voor de verschrikkelijke
beslissing. Het been van uw man amputeren voor het te laat is. Die
beslissing heeft ze genomen en daarmee zijn leven behouden.
Kunt
U zich daar iets bij voorstellen? En ook wat mijn vader voelde toen
hij wakker werd en tot de ontdekking kwam dat hij een been miste.
Dit
is een minder leuk verhaal, ik weet het, maar het heeft wel een
behoorlijke invloed op mijn jonge leven gehad.
Ik
leerde dan een nieuw woord. ‘Prothese’.
De
huidige dragers van kunstledematen kunnen niet meer bevatten hoe er
destijds zoiets uit zag. Net na de oorlog dus.
Een
gipsen koker met daaraan een houten paal, anders kan ik het niet
noemen, en boven een linnen band waarmee het ‘ding ‘over de
schouder moest worden vastgehouden.
Met
recht dus genoemd, ‘unnen houte póót’, en de naam ‘prothese’
in de verste verte niet waardig.
Gelukkig
kwam daar verandering in toen wij een adres kregen in Antwerpen van
een orthopedisch instituut. Mijn vader was natuurlijk lang niet de
enige maar ik heb nooit begrepen waarom ze ons zolang hebben laten
spartelen alvorens ons verder te sturen.
Ik
heb me dikwijls afgevraagd hoe mijn moeder dit financieel rond heeft
kunnen breien.
Als
dat kunstbeen defect was, kon mijn vader dus niet lopen, en moest ik
voor de reparatie naar Antwerpen met het apparaat in een grote
boodschappentas. Naar de Rue Quelin.
Kunt
U zich de verbaasde blikken voorstellen van de douanebeambten op het
station in Roosendaal? Ik raakte daar kind aan huis. De jongen met
het kunstbeen.
Als
15-jarige jongeling leerde ik op die manier Antwerpen kennen. Om een
uur of tien was ik daar en dan moest ik me vermaken tot een uur of
vier. Soms kreeg ik van mijn moeder geld mee om iets te eten te
kopen maar daarvan ging ik dan naar de dierentuin naast het station.
Verder zwierf ik door de stad of ging naar de bioscoop.
Maar
na verloop van tijd leerden wij een aantal reparaties zelf te
verrichten, en dat heeft een jaar of vijf zes geduurd totdat er in
Dordrecht een bedrijf kwam waar we ook terechtkonden. Maar de
thuisreparaties bleven, en zo kon het gebeuren dat mijn toen
toekomstige vrouw voor de eerst keer achterom binnenkwam en mij aan
de keukentafel zag frunniken aan een voor haar vreemd apparaat. Het
heeft ons huwelijk niet in de weg gestaan.
|