Jan
Schellekens
Herinneringen
uit de Hoogvensestraat
Steppen,
driekoningen zingen en 'stroopseldotjes'
Hoe
dat men het noemen wil. De manier waarop we ons vroeger
voortbewogen.
De
Step met de kleine houten wieltjes, de Glijer met zijn iets grotere
wielen beiden met harde rubberen bandjes en dan de Autoped, de Rolls
Royce met echte luchtbanden.
Maar
niet iedereen was zo rijk om zo`n ding te kunnen rijden. Dat kon
alleen als je een aantal jaren het enigste kleinkind was en een
opa en oma plus enkele ooms en enkele tantes had.
Die
dan tijdens de kermis bij ‘Ome Jan’ op de hoek van de Heuvel en
de Prinses Julianastraat (tijdens de oorlog Badhuisstraat en nu
Heuvelring) net zo lang bleven ‘loteren’
tot ze voor ons jantje een step hadden gewonnen.
(De
Prinses Juliana was destijds nog een stuk smaller. Naast het nu
verbouwde pand van Dr. Taminiau stond nog een huis dat, ik dacht in
de jaren 60, ten behoeve van het verbreden van de straat gesloopt
is.)
En
er is wat afgerakt op die autoped.
Wij
hadden nog nooit gehoord van het ‘Guinness book of records’ maar
anders hadden wij daar met stip in gestaan. ‘Met de meeste
personen op een step’.
En
dan met het geval naar de oprit over het kanaal. Tegen de dijk
opklimmen en dan met gang naar beneden. Liefst met je kleine zusje
voorop. In feite levensgevaarlijk ondanks dat er in die tijd weinig
of geen verkeer was. Als je het nu je kleinkinderen zou zien doen,
brrr….
Het
resultaat was meestal een paar afgeschaafde knieën en, je kon er op
wachten, dat stomme fondsbrilleke weer eens in twee stukken. Dus
maar weer een smoes verzinnen voor thuis.
Intussen
waren we stilaan op een leeftijd beland dat we meer gingen lezen. De
tijd van Puk en Muk was voorbij en het werd tijd voor iets
stevigers.
De
boeken die ikzelf verslond gingen over ‘Old
Shatterhand en Winetou het opperhoofd van de Apaches’. Op
school waren ze daar niet blij mee want in deze verhalen werd niet
over onze lieve heer gesproken. Alleen over ‘De Grote Manitou’.
Ondanks
dat deze verhalen over cowboys en indianen gingen, over Amerika dus, hadden de
Duitsers geen bezwaar tegen deze lectuur, waarschijnlijk omdat Karl
May een Duitse schrijver was.
Onwerkelijke
verhalen waar we ons geen voorstelling van konden maken omdat we
natuurlijk nog nooit van dat land gehoord hadden
En
in deze boeken leerden we zonder het te beseffen al onze eerste
woordjes Engels.’Al rigt sir en houdoejoedoe’. ‘Wot is te
metter en ai luf joe’.
In
de toekomst zouden we overspoeld worden met cowboy en indianen films
waarin we bijna automatisch de Engelse taal leerden zoals in de
afgelopen 4 jaar Duits. Want ook dat was vanzelf gegaan.
Wie
herinnert zich niet het driekoningen zingen bij de soldaten op de
Mariaschool. En niet te vergeten in het
ziekenhuis. Het oude ‘Elisabethziekenhuis’. Daar lagen
nogal wat Duitsers en die vonden het best leuk.
Of
ze begrepen waar het over ging waag ik te betwijfelen maar ons
leverde het volle zakken snoep e.d. op. Uiteraard mocht het niet
maar wij gingen zoals U begrijpt niet langs de portier. Wij hadden
‘hekpasjes’ waarmee we in de Gerard van Swietenstraat aan de
achterkant dus, binnen kwamen.
En
verder de verkoop van stroopsoldaatjes. Op een of andere manier
waren de Duitsers daar zot op. Onze moeders maakten die en ze waren
ook best wel lekker. De prijzen rezen de pan uit en hoe meer het
einde van de oorlog naderde hoe meer je kon rekenen. Waarschijnlijk
wilden de soldaten van hun geld af.
Degenen
echter, die het te bont maakten konden
wel op een paar watsen om de oren rekenen. Hoe het met andere
jongen ging weet ik niet meer maar ik moest met moeder de
verdiensten delen.
Stilaan
naderden we het einde van de oorlog en het punt, al eerder
beschreven, dat wij voor de veiligheid naar Oisterwijk verhuisden.
Tot de bevrijding.
Ik
weet zeker dat mij over de voorbije jaren nog talloze gebeurtenissen
te binnen zullen schieten en die zal ik zeker nog vermelden. Voor de
komende periode gaan mijn herin-neringen iets vastere vormen
aannemen wat, naar ik hoop, zal blijken uit mijn komende
verhaaltjes.
Komhoudoesaluwar
|