Jan
Schellekens
Herinneringen
uit de Hoogvensestraat
‘Triapelepap’
en ‘Klap kas afzak’
Het
waren spelletjes voor de meer stoere jongens.
Vraag
me niet wat het precies betekende maar het ging er stevig aan toe.
Het ging als volgt.
Eén
man ging gebogen ergens tegenaan staan met zijn kont naar achter. De
volgende moest daar dan zo ver mogelijk bovenop springen. De tweede
kon daar dan niet meer bij en moest er achter gaan staan. De
volgende moest dan weer verder springen. En afhankelijk van het
aantal deelnemers werd het voor de mensen die onder stonden steeds
moeilijker. Op het laatst werd het dan altijd een rotzooitje zodat
men maar besloot om er mee op te houden voordat het verkeerd ging.
Het
gekke is dat bij navraag bijna niemand zich hier meer iets van kan
herinneren.
Het
spelletje ging het beste bij het huis van Dr. Keizer op de hoek St.
Josephstraat en de Lanciersstraat waaromheen een muurtje stond met
daarop een hekje van buizen dat zich net op de goede hoogte bevond.
Behalve
voor bovengenoemd spelletje hebben we uren op dat hekje doorgebracht
met het vertellen van moppen, het opschrijven van autonummers (toen
uiteraard maar heel weinig) en het minder fraaie woorden roepen naar
voorbijgangers.
Naast
deze Dr. Keizer woonde een joodse familie met twee jongens van onze
leeftijd. Deze hebben we na de oorlog nooit meer teruggezien. Minder
leuk dus.
Terug
naar onze straat. Behalve het over muren klimmen, de zaak overhoop
zetten in de diverse tuinen, en het tekenen van grote doolhoven
midden op straat, was het ook een sport om mee te rijden op of
achter de karren die door de straat kwamen. Al of niet met
goedkeuring van de voerman. Er kwamen dus regelmatig ook zogenaamde
strontkarren langs. Een jongen, kwam op het idee om het eens te
proberen bij zo'n kar. Hij maakte echter twee denkfouten. Hij had
niet in de gaten dat de kar pas gevuld was, en hij hield zich vast
aan de grote houten afsluiter. Deze ging open en de gevolgen laten
zich raden. De stront zat tot achter zijn brillenglazen toe.
Helemaal
in paniek was het enige wat hij uit kon brengen: ‘Niks tege ons
moeder zegge’.
Iedereen,
ook zelfs de zeven zogenaamde moderne woningen waarin wij woonden,
had nog een strontput (beerput) achter op de plaats. Meestal twee
aan twee op één put.
Door
boeren die het spul gebruikten om het land te bemesten werden deze
putten met emmers geleegd en werden de emmers met halsjukken naar de
kar gebracht. En bij oudere woningen met gemeenschappelijke
achterom, werd dan, om de kortste weg te nemen, gebruikgemaakt van
huiskamer en gang. Deze oude woningen hadden destijds het toilet
buiten achter het huis. Zogenaamde ijscokarren. Een houten kist met
ronde deksel. Kun je nagaan hoe dat stonk in huis.
Een
vervelend, maar naar later bleek een leuk incident, was het
volgende.
Omdat
ons gezin klein was en dat van de buren ook, was het leeghalen van
de put niet zo dikwijls nodig. In ons geval lag de put op onze
plaats, dus de troep hadden wij. Maar omdat de boer die hem kwam
legen de inhoud nog ergens voor kon gebruiken was de prijs die er
voor gevraagd werd maar heel laag, dat wel.
Maar
toch was het normaal dat het samen betaald werd met de buren. Zo
niet onze buurman. ‘Weet ik niks van, volgens mij zitten wij
helemaal niet op die put’. Mijn vader kon praten als brugman maar
de buurman hield voet bij stuk. Toen bleek weer de inventiviteit van
mijn vader, net als toen met die zuurkoolkaai.
‘Oke,
zei hij, dan zit er un gat teveul in dieje put.’ Hij ging cement
halen met een paar stenen en zei tegen mij, ‘Jantje, ik haol un
trepke en ik gao in de put en dan gifde gij men dè emmerke aon.’
Zo gezegd zo gedaan, en pa metselde het gat van de buurman dicht.
Van de put dan. En wij maar afwachten.
Na
een paar dagen kwam de buurman en zei, ‘Kees. ik denk toch dat er
iets niet goed zit want mijn wc loopt niet door.’
‘Weet
ik niks van’, zei mijn vader, ‘volgens men zitte gullie
hillemaol nie op deze put’.
'Maar
maar…'
‘Ge
bekèèk ut mar’, liet mijn vader hem nog even lijden.
Toen
buurman echter in paniek raakte en op het punt stond om dan maar
eens bij de gemeente te informeren, heeft mijn vader met een stok de
stenen uit het gat gestoten en was buurman weer helemaal blij.
Maar
het was niet leuk en er is altijd een gespannen verhouding blijven
bestaan.
Toen
mijn vader dan ook op een keer een antenne had aangebracht tussen de
twee schoorstenen ( in die tijd werkte men nog met een langdraad
AM-antenne) werd deze prompt door buurman doorgeknipt. Volgens zijn
zeggen hadden zijn duiven er last van.
Van
die antenne zouden we trouwens niet veel plezier gehad hebben, want
niet lang daarna heeft mijn vader de radio ingeleverd. Zij vermeld
dat buurman naar later bleek aan de verkeerde kant stond.
Het
was in ieder geval geen prettige situatie.
|