Jan
Schellekens
Herinneringen
uit de Hoogvensestraat
Aap,
roos, zeef, en fondsbrilleke
Wie
ik ben? Zeg mar `Schell`. Mijn hele leven al draag ik die bijnaam,
die eigenlijk geen bijnaam is, maar een gevolg van mijn achternaam,
zoals bij alle mensen die Schellekens heten.
We
waren bij ons in de straat met een groepje van zes onafscheidelijke
vrienden.
In
de loop van de `geschiedenis` ontstonden hiervoor de illustere namen
als : de Lange, de Thieu, de Klossenbak, Tontje Kits, Maos en
uiteraard de Schell.
Mijn
vader was spoorman. Die werkte op `dun atteljee` tot hij aan het
eind van de oorlog zijn linkerbeen verloor.
Hij
was te kort op `het spoor`om een beetje pensioen te krijgen zodat
mij moeder dagelijks achter de schoenmachine zat om voor mij en mijn
zus kost en kleding bij elkaar te sappelen. Gelukkig hadden wij geen
echt Brabants gezin met tien of meer kinderen b.v. Maar wel heb ik
dikwijls problemen met het feit dat de verkeerde mensen ieder jaar
de lintjes krijgen.
Ik
was dus `de Schell` met zijn ziekenfondsbrilletje. Gelukkig waren
mijn ouders zo verstandig om te luisteren naar frater Reginald van
de tweede klas, die vertelde dat Jantje niet kon lezen wat er op het
bord stond. Gevolg was een bezoekje aan oogarts Kuit. Men kent dat
wel. Groot montuur, grote kist met losse glazen, en een zeer
ongeduldige oogarts. Glaasje in, glaasje uit, glaasje in, glaasje
op, sorry dat mag ik niet zeggen, ...beter, slechter,beter,
slechter, etc. Onbegrijpelijk dat hij er toch een, voor mij
bruikbaar, brilletje van samenstelde waarvan de sterkte, geloof het
of niet, eigenlijk nooit meer veranderd is.
Maar
de ellende die ik mijn hele jeugd met dat ding gehad heb. Hoe
dikwijls dat ding kapot was of ging tijdens het spelen. Glas stuk,
oortje afgebroken, of het hele ding verbogen, altijd wel iets. Met
een gescheurd glas verder spelen, een oortje vervangen door een
elastiekje. En hoe dikwijls ik erop gemept heb als ik `brillenjood`
hoorde. Maar als het ding heel was, kon ik heel goed zien en dat was
helaas voor een heleboel kinderen met onverstandige ouders niet zo.
De
fraters. Later heb ik begrepen dat zij als het beste onderwijzend
personeel aangemerkt werden. Beginnend met `aap, roos, zeef, muur,
voet, neus, lam, gijs, riem, muis, ei, juk, jet, wip, does, hok,
bok, kous` hebben zij van ons acceptabele jongelui gemaakt. De
originele tekst: aap, noot, mies etc. was voor de rest van
Nederland.
Ik
heb het bewuste leesplankje thuis in de hal tegen de muur hangen.
Dit was een ontwerp van de drukkerij van de fraters van Tilburg.
Evenals de boeken van Frans Fransen over Puk en Muk en Klaas Vaak.
Wie van ons heeft die niet gelezen? Wat je ook bij blijft uit die
tijd is, dat je iedere ochtend naar de kerk moest. Van thuis, maar
meer nog van school. Want als je niet kon zeggen wie de mis had
gedaan dan kreeg je op het eind van de week geen `rooi tien` op je
rapport, en aan het eind van de maand geen prentje.
Wat
thuis betreft hing het er van af wat voor waarde je ouders aan zulk
soort toestanden hechtten. Maar genoeg hierover want over dit onder
werp ontstaan dikwijls verhitte discussies.
Intussen
werden wij als zeer jonge kinderen geconfronteerd met de oorlog. Met
de Duitse soldaten. Van onze ouders leerden wij dat het de vijand
was. Wij begrepen daar niets van. Deze mensen waren voor ons heel
gewone mensen. Ja, soldaten dat wel, maar wij kinderen kregen van
alles van ze. Van eten tot allerlei soorten snoep. Dat het
waarschijnlijk ergens anders in Nederland gestolen was zou ons een
zorg zijn. Daar hadden wij geen weet van. De nu gesloopte
Mariaschool tegenover ons zat er vol mee. Ik hoor nog steeds hun
muziek als ze uitmarcheerden. Met hun platte gekleurde trommels en
hun dwarsfluiten.
Niet
lang daarna, toen de slag om Engeland verloren was en de geallieerde
luchtmacht heer en meester in de lucht, kwamen horden heel grote
vliegtuigen overvliegen richting Duitsland. Dat waren bommenwerpers,
werd ons verteld, en die gingen Duitsland bombarderen.Wij snapten
daar nog steeds niet veel van maar een, voor ons, leuke
bijkomstigheid was dat wij dan met zijn allen in de gangen met de
rug tegen de muur moesten gaan staan en dat de frater dan voorlas
uit een dik boek
En
dat boek heeft toen zeer veel indruk op mij gemaakt. Het was een
Chinees verhaal genaamd `De Roos van Vallois`. Het was een verhaal
zoals zovelen. Speelde zich af in de 14de eeuw, schat ik,
en het ging over (toen al) onderlinge strijd tussen de families van
een bepaalde streek in China. Bijgebleven zijn me de namen ` Glim
ting ta, Ling The Dun en Chenny go Apai. Vergeef mij dat ik de namen
fonetisch op papier zet want ik heb het boek nooit in handen gehad.
Heel
misschien is er nog iemand die zich dat ook nog herinnert en daar
meer over kan vertellen. Wel weet ik dat het op alle jongens zeer
veel indruk maakte en het was dan ook altijd muisstil. Je vraagt je
bijna af of er nooit iemand op het idee is gekomen om voortaan op de
gang les te geven.
|