Y. Né - Wet
Wet
voor
Klaas Gubbels
Een
pure tafel staat. In elk wankel
evenwicht.
Je raakt voorzichtig haar aan
in
een portret: hoekig leeft zij, stil, als
duizendblad;
alles is maar tafelstuk
in
haar optiek, een hellend schrift. O Tafel -
En
toch is zij plat en toch staat zij stil!
En
jij, vecht jij Don Quichotte, met tafels,
praat
jij met ingebeelde koffiekannen?
En
ik, ineens zie ik: in elke omtrek roert
een
creatuur; de tafel trapt, een stoel gaat
ervandoor,
schenktuit wil giftand blijken
Niet
bewezen is onschuld van dingen
Een
lege tafel staat van zichzelf soms vol,
als
een stenen tafel, wit gelijk krijt. Van daar
kom
jij, met reisverhalen over dichte dingen die
een
rand gedogen en velden die spelen bepalen.
Vermenigvuldiging!
o wonderbaar dat één is veel
Dingen
zijn een uitspatting, vragen dompteurs
Er
was eens een tafel, die leefde stil en
zeer
bereikbaar, dun en kaal zelfs was zij
heel
reëel. Een beest van een ding dat mal
van
beneden terug kijken durft, als jij kijkt. Wij
worden
in stilte gepeild - hier mag niets af zijn
Raadsel
blijft. Wetten blozen
Schuiven
Y.
Né
Hier
mag niets af zijn, Uitg. Van Kemenade