Sonja Prins d'r eige
baan
door:
LAURAN TOORIANS
Je moet nogal een literaire fijnproever zijn om Sonja Prins (1912) te kennen, want een sterrenstatus als dichter of
anderszins heeft zij nooit nagestreefd en haar werk werd
niet populair bij een groot lezerspubliek. Soms lijkt het er zelfs op dat zij bekender is als verzetsvrouw en overlevende
van het concentratiekamp Ravensbrück dan als dichter.
Nog minder mensen lijken te weten dat Sonja Prins al ruim dertig jaar in Noord-Brabant woont, in de bossen bij
Baarle-Nassau.
Daar trok zij zich terug toen zij een verzetspensioen kreeg toegekend, wel vanwege de rust, maar niet om te rusten. In
Baarle schreef ze voort aan haar oeuvre en begon ze de kleine
uitgeverij SoMA die poëziebundels en politieke pamfletten in het licht gaf. De Bredase uitgeverij Papieren Tijger publiceerde
onlangs een bloemlezing uit de gedichten die Sonja
Prins schreef tussen 1930 en 1980 en kondigde meteen aan dat een uitgave van het verzameld werk in voorbereiding
is. Een mooi initiatief: een boekje om van te genieten en een boek om naar uit te kijken.
Strategie
Sonja Prins is de dochter van Apie Prins 1884-1958), een communist en bohémien
die over de wereld zwierf en dingen deed waar anderen alleen van dromen bij het
lezen
van spannende jongensboeken of het
zien van avonturenfilms. Hi} schreef er een biografisch boek over onder de titel Ik ga
m'n eige baan, iets wat zijn dochter duidelijk ook heeft gedaan. Sonja's moeder was
advocate en haar oma - die haar mee grootbracht - werd gekozen in de
gemeenteraad van Haarlem. Het gezin verbleef vaak buiten Nederland.
Sonja kreeg een vrije opvoeding, was al jong overtuigd communiste en was actief in de antifascistische
beweging. In 1930 richtte zij het tijdschrift Front
op, een drietalig blad dat slechts kort bestond en avantgarde literatuur publiceerde. In 1933 debuteerde zij met de
bundel Proeve van strategie.
Na de Februaristaking raakte Sonja Prins betrokken bij het verzet van de Communistische Partij. Mogelijk na verraad
werden zowel zij als haar moeder eind 1941 onafhankelijk
van elkaar opgepakt en ondergebracht in de gevangenis (het 'Oranjehotel') in Scheveningen, van waaruit zij via
Mecklenburg naar het vrouwenkamp in Ravensbrück werd
gedeporteerd. Vlak voor de bevrijding van het kamp slaagde zij erin te ontsnappen, waarna zij in Russische handen kwam.
De Russen gaven haar de gelegenheid naar Nederland terug
te keren waar zij probeerde de draad weer op te pakken. Dat viel niet mee. De Binnenlandse Veiligheidsdienst maakte
het haar als communiste vrijwel onmogelijk een baan te vinden
- en om werk uit te geven - en omdat zij zich niet kon verenigen met het regime van Stalin in Rusland en de inval
in Hongarije stapte zij in 1960 uit de Communistische Partij
Nederland, wat haar in die kring natuurlijk ook niet populair maakte. Totdat zij eindelijk haar verzetspensioen kreeg, overleefde
zij met haar drie kinderen op uitzendwerk en baantjes
als typiste. Communiste bleef ze, 'maar geen partijcommunist,' zoals ze zei in een interview.
Geweten
In 1949 verscheen van haar De groene jas, een 'documentaire roman' waarin zij haar kampervaringen verwerkte en ook
in ander werk spelen haar jaren in Mecklenburg en
Ravensbrück een belangrijke rol. Een ander vast thema is haar sociale bewogenheid en politieke betrokkenheid, wars
van dogma's en steeds 'haar eige baan'. In de lange cyclus
'Het boek van de cineast', waaraan de bloemlezing zijn titel ontleent, zegt zij het als volgt:
'het is niet te geloven/ zo
prettig als het leven is / als je niet de dagelijkse gang van
een ander/ hoeft te volgen / maar zelf een kolonie sticht'.
Als ik haar biografie overzie, denk ik onwillekeurig aan de Amerikaanse filosoof en wereldverbeteraar
HenryThoreau, pleitbezorger van een onafhankelijk bestaan, het eigen
geweten en de burgerlijke ongehoorzaamheid. De bloemlezing die Papieren Tijger nu uitbracht, biedt een mooie kennismaking
met het poëtische werk van Sonja Prins, een kennismaking die meteen naar meer smaakt. De gedichten spreken
voor zichzelf, zeker voor wie enigszins bekend is met het leven van hun schrijfster, al is dat geen vereiste. Daarom
hier geen academisch gezwatel over hoe goed of hoe mooi, maar gewoon twee redelijk willekeurige gedichten als aanbeveling:
-
Die er om vraagt
wie legt zijn heldhaftigheid
als een papier afbladerend
wie legt zijn heldhaftigheid
in de hand
die er om vraagt
die er om vraagt die er om vraagt
die wanhopig
er om vraagt
wie legt zijn heldhaftigheid
in de hand die er om vraagt
o leeg is de hand het blad papier
wie legt wat hij heeft
wie dwingt wie kneedt wie doet
wie legt zijn heldhaftigheid
in de hand die er om vraagt
-
Verbindingsdraad met het verleden
ergens in de weefsels van je hersens
zijn lachende gezichten
je hoeft je ogen maar te sluiten
en uit kieren en uit gaten
zie je vriendelijk vernauwde ogen
die oneindig veel manieren hebben
om te lachen
dat
is wel een ander tijdperk
dan je donkere verleden
met zijn angsten hulpeloosheid
blijkbaar
ben je zelf veranderd
wat is zelf
het merg van een
komkommer
dat pas na een tijd van liggen rijp wordt
en gedegen
het zelf verandert
draait naar alle kanten
laat zich zonnen
absorbeert -
en de verbindingsdraad met het verleden
vervaagt
wuift in de wind
als spinnenwebben
die eens geweven
naar een doel zich voegden
maar nu niet verder reiken
dan de toppen van de bomen
in de tuin die jij bewerkt hebt
die je hebt gekapt
bevrijd
ontgonnen
Info
Sonja Prins, Het boek van de cineast en andere gedichten.
Een keuze uit het werk. Breda: Papieren Tijger 2006, 80 pp.
ISBN 90-6728-198-0, pb„ € 10,00.
|