Sander
Bakx
gedichten
Zucht
Ik kijk naar het
raam,
het raam kijkt
terug.
Langzaam zwelt
mijn buik.
Ik adem!
Mijn glazige blik,
overspoelt de
aarde.
Man en vrouw,
zijn vissen,
boven water.
De kleine vis,
wijkt de grote.
Almaar bezig en
tezamen.
Geen seconde,
onbedacht.
De walvis
passeert,
trouw aan zijn
spoor.
Het eenzame
geruis,
kietelt mijn oren.
Mijn neusharen
tintelen,
en mijn ademspier
ontspant.
Het raam vertelt,
en ik luister.
Driedimensionaal
Een kruis met bloemen en
een naam.
Mannen gefronst,
vrouwen getraand.
Daar…
zie ik vereeuwigd.
Een veld vol.
Treurig.
Door de herfst ontnomen.
Daar…
zie ik een wilgenknop.
De donkergrijze lucht.
Een flits en donder,
doen hoofden buigen.
Daar…
zie ik de zon.
Grijs beton,
en chemicaliën.
Bij die centrale.
Daar…
zie ik een vlinderstruik.
16.39 uur
Aan de tafel in
de hoek,
Met een kaars,
fonkelend.
Onverwacht in
vergetelheid,
kleding nat,
alles
verscheurd,
alles
vermoeid.
Meters trein in
plaats van fietsen,
zo gaan de dagen
nog te snel.
Flexibiliteit is
nu het laatste.
Mijn grootste
verlangen wordt nu vervuld.
Géén mogelijkheid
rest er elders.
Een laatste optie
heeft zich onthuld.
Honderdzestig
kuub, mijn laastste uren,
naar een toekomst
van geluk.
Mijn handpalm
verkoeld,
en verkoelt de
laatste zorgen.
Verhuld om niet
te vinden,
verdriet gepaard
met geluk.
Onbedacht in
vergetelheid,
door
verlangen,
door
verraad,
te
impulsief.
Bij de bar in de
hoek,
met koffie en
thee, dampend.
Woelen
Ik kan niet
slapen…
Mijn slaapzak
beweegt,
mijn slaapzak
kraakt.
Langzaam kijk ik
omlaag,
ik beweeg, maar
ongevraagd.
Geen oog doe ik
dicht…
Ik hoor een
geluid,
er komt iemand
aan.
Het geluid
vervaagt,
ik ben nog
alleen.
Alléén in mijn
tent…
Iemand zit aan de
deur,
hij rammelt de
rits.
Ik val neer alsof
ik slaap.
Net voordat hij,
weer verder waait.
Ik… zoek het
ochtendlicht.
Werkdag
Als een blinde,
in hun aquarium.
Zwetend zoek ik
eten.
Wetend ga ik mijn
weg.
Alcohol is ook
daar primair,
maar naaktheid
vind ik vulgair.
Eigenzinnigheid,
vertaalt zich als
schoft.
Nijd in andere
talen,
klinkt mij als
een vloek.
Vermaak in leed;
Geloof in
hoogmoed;
Uiting van
verdriet.
Ik help ze iedere
dag,
want zij zijn
mijn tv.
Verdwenen liefde
Ik ben al lang
geen klootzak meer.
Nooit meer van
mij gehoord.
Mijn terugweg
ongeschonden.
Dagenlang zonder
verdriet,
geen spoor meer
teruggevonden.
Opgesloten!
Meer is er niet.
Geen verhaal
meer, voor mijn vrienden.
Geen zekering,
voor in mijn schoenen.
Geen toekomst,
voor helderzienden.
Geen vrouwen, om
mee te zoenen.
Ik kan niet
minder,
maar wil niet
meer.
De blinde vlek,
van het staren in de zon.
De waas, door het
afzetten van mijn bril.
De glim, die
verdwijnt van mijn lach.
Zo, ben ik geen
klootzak meer.
Gøy på vannet!
Een zakdoek
vliegt op,
de eigenaar
volgt.
Palmbomen op het
water.
En insecten boven
zee.
Duits, Frans,
Noors of Engels,
zelfs gebarentaal
gaat mee.
Mijn horizon is
oneindig.
Eénieder is
verrukt.
Chaos en drukte,
en muren van
één-veertig.
Aldoor is
verplicht,
temidden de
eeuwige rust.
Iedereen
hetzelfde,
gevangenen van
eigen taal.
Noch Noord, noch
Zuid, noch Oost, noch West,
de zakdoek
passeert,
ik verberg me in
mijn vest.
geGodviseerd
Ik kan net lopen,
fiets alleen,
het advies, is
Havo.
Ik bedrijf de
liefde,
bestuur een auto,
het advies, is
hemel!
Angst voor mijn
schoen;
Angst voor mijn
fiets;
Angst voor mijn
auto;
Angst, voor
contact.
Ik reed me dood,
kreeg een
miskraam,
werd gepest op
school,
en brak mijn
been,
maar bovenal, ik
verloor mijn speen.
Het advies, is
hemel!
Beleef!
Eeuwig is pijn,
eeuwig is liefde,
eeuwig is kunst,
eeuwig zijn
gedichten.
Wegen begeleiden,
maar bieden geen
daad.
Zij die Jou,
vermijden,
het grootste
verraad.
Tot in de
eeuwigheid verdoemd.
Verdrongen,
lusten boven lasten.
Vermeend omarmd
door alom,
inacceptatie, in
Zijn Hertogdom.
Eeuwig is
voorspoed,
eeuwig is
afgunst,
eeuwig is leven,
nog géén eeuw ben
ik.
|