Inhoudsopgave Geel Zand
- betongrijs
- duizend nieuwe gezichten
- landveroveren
- twee paarden
- ransuil
- hoge bomen
- bomen bijeen, 'n bos
- Strabrecht
- brief
- de lente in het land
- boomplantdag
- de lentebruid
- lente
- regenroep
- scherpe boterbloem
- water
- verandering
- loom hangt warmte
- ontworteld
- Beuven, oog van Brabant
- metamorfose
- Strabrechtse Hei
- vreemdeling
- oud levend water
- bermtoerisme
- de zee
- monument
- a star is born
- het gebeurde in Heeze...
- nachtdienst
- je huis je huid
- dat gaat naar den Bosch toe
- hart
- ster
- verdriet
- reünie
- wind waait rond de toren
- het dwalende spook
- kabouters
- onze wortels
betongrijs
brabant,
grondslag
van
't land:
geel
zand
oerbos
oeros
berk
beuk
veenmos
bruine
heide
schapen
weiden
koren-
velden
veel
en
geel
brabant
groen
land
van
gras
van
maïs
aller
wegen
beton
uit
Son
duizend
nieuwe gezichten
het
landschap van Brabant leeft
per
dag per uur op ieder moment
in
duizend nieuwe gezichten
waarmee
zij dichters schilders verwent
de
heide in glooiend land
verandert
vele malen van gezicht
met
de berk en met de den
bij
het wisselen van het licht
de
weide vol voldane koeien
liggend
rusten is nu hun leven
één
beweging met de dikke kont
het
landschap verschuift, heel even
de
beek in kronkels uitgelegd
bijt
met water eeuw na eeuw het zand
en
verandert beet na beet
de
bedding in het land
de
luchten zijn een landschap
van
wisselende wolken
van
beelden die bewegen
en
de hemel ruim bevolken
iedereen
die ogen heeft
en
een hart voor het eigen land
leest
de duizend nieuwe gezichten
in
het landschap van Brabant
landveroveren
wind
bijt
zich vast
in
het droge
dode
zand
mossen
in
legergroen
rood
gemutst
als
parachutisten
graven
zich in
wind
voert
het zand
beetje
bij beetje
gevankelijk
weg
blauwgroen
buntgras
houdt
met vingerwortels
zandkorrels
hardnekkig
in
de greep
naar
alle kanten uitkijkend
om
hulp van borstelgras
en
bruine heide
bomen
langbenige
berk
den
in camouflage pak
zijn
al onderweg
om
het grauwe zand
voorgoed
te bezetten
en
de heide
onder
de voet te lopen
wind
ruist
of raast
naargelang
zijn humeur
door
het Heezerenbosch
twee
paarden
rijdend
over kamerbreed
betontapijt
tussen knooppunt
Leenderheide
en Heeze
zie
ik telkens twee
belgische
trekpaarden staan
te
dromen in 'n verloren weitje
paardekracht
uit verleden tijd
blinkend
kastanjebruin en
glanzend
meikevergrijs
flossen
sieren poten
weerborstelige
staart
boven
dikke kont
monumentaal!
twee
vergeten paarden
maar
mooi...
ransuil
wachtend
op de uil
stappen
de bomen de
donkerte
in, afstekend
tegen
de lucht silhouette:
de
waker van de nacht
geruisloze
vlucht
vleugelslagen
veren
zijde-achtig
zacht
piepklein
geritsel
oren
op stereo, ogen
op
kurketrekker-hals
van
voren van achteren
menu
met huid en haar
spitsboeven
laat hij vallen
die
klieren van muizen
vreemde
smaak in de bek
hoge
bomen
hoge
bomen
vangen
veel wind
en
vandaag veel
vuile
wind
hoge
bomen
staan
in de regen
en
vandaag veelal
in
zure regen
hoge
bomen
vallen
morgen om
als
zij vandaag niet besturen
tegen
verzuren
bomen
bijeen, 'n bos
bomen
bijeen, 'n bos
hoog
op houten poten
koppen
bij elkaar
de
kruin gesloten
één
blok hout stug voor
stormrammende
winden
die
het bolwerk dicht
vergrendeld
vinden
bladeren
vangen
de
wind in het zeil
meegaande
twijgen
stelen
onderwijl
stiekem
de kracht
van
de wilde vlagen
die
als duivels
op
bosgeesten jagen
is
de wind gevlucht
open
gaan de schuiven
kauwkes
vliegen uit
gevolgd
door de duiven
'n
bos een gemeenschap,
open
soms gesloten,
van
stamverwanten
op
hoge houten poten
Strabrecht
driehoekig
pleintje
pleisterplaats
lang geleden
van
de herder die stapt
uit
het donker verleden
een
hut wordt gebouwd
met
bunt leem en palen
voor
dier en voor mens
einde
van het dwalen
nederzetting
groeit
boeren
worden buren
's
avonds jong en oud
buurten
rond de vuren
de
hut wordt een hoef
rond
de plaats met bomen
twee
schapen een kudde
de
nieuwe tijd is gekomen
onder
oude eik
worden
goden vereerd
en
recht gesproken
de
wetten geëerd
voor
de gemeenschap
zijn
eiken en linden
op
het bomenplein
als
bouwhout te vinden
langs
Strabrechtse dreef
trekt
het vee naar de gronden
om
te grazen het gras
wat
schaars wordt gevonden
met
heideplaggen
wordt
de potstal gestrooid
de
mest wordt vergaard
en
over de akker gegooid
de
os trekt de ploeg
in
lange rechte voren
gezaaid
de rogge
gemaaid
het rijpe koren
vlegels
houden slag
en
slaan de volle aren
klik-klak
klik-klak komt
laat
pas tot bedaren
de
dakdekkersman
beklimt
versleten daken
om
met het roggestro
de
gaten dicht te maken
het
leven gaat door
kinderen
worden geboren
er
wordt gewonnen
en
er wordt verloren
uit
oer-oude tijd
herder
zonder naam
heet
je van den Hurk
of
Schenkels voortaan?
brief
vanmorgen
was de wereld
wit:
geschept
papier
één
groot wit vel
uitgerold
over huizen, straten en
in
mijn tuin
een
blanco blad
wit
papier
op
het gazon precies
tussen
de besneeuwde coniferen en
de
slordige jasmijnstruiken,
een
onbeschreven blad
zonder
tekst en
zonder
tekens
met
mijn ogen
schreef
ik
in
lange halen en dikke lussen
groot:
bewaar
de aarde
mussen
en merels versierden
met
stipjes en streepjes
deze
duidelijke tekst
toen
heb ik de p.t.t. gebeld:
of
zij de brief vanavond
bij
de laatste lichting
op
kwamen halen en
of
zij er voor wilden zorgen dat hij
zonder
kreukels
vannacht
bij
het gemeentehuis op het pleintje
zou
worden bezorgd en uitgerold
aan
die afspraak hebben zij zich gehouden
want
toen ik even na twaalven
door
het raam
naar
buiten keek
was
de brief al weg
hier
en daar lagen nog
achteloos
wat
witte snippers
ik
ben benieuwd
of
de brief goed is overgekomen
de
lente in het land
het
sneeuwklokje
luidt
de
winter
uit
het
maarts viooltje
haalt
de
lente
in
sleedoorn,
speenkruid
jubelen
het uit
de
lente is in het land
de
fitis fluit
de
kievit baltst
de
roodborst zingt
de
lente walst!
de
lente swingt!
boomplantdag
één
dag per jaar:
boomplantdag
vijftig
eiken
vijftig
berken
vijftig
lijsterbessen
vijftig
kruipwilgen
vijftig
krenten en sleedoorns worden
aan
de Hodibalduslaan
te
Heeze
door
kinderen geplant
op
boomplantdag
Heezerenbosch
Herbertusbossen
Meelakkers
Wandelpark
alle
dagen van 't jaar:
boomsterfdag
de
lentebruid
uit
winterslaap
ontwaakt
het veld
haar
aardelijf
nog
koud en stijf
ligt
languit
uitgeteld
de
korrels zaad
vol
levenskracht
bewaarde
zij
in
't binnenste
van
haar buik
in
lange winternacht
de
zonnebank
blijft
iedere dag
wat
langer aan
behaaglijk
laat
het veld
de
warmte
over
zich gaan
de
zaden zwellen
barsten
open
lopen
uit
de
aarde
tooit
zich als
de
lentebruid
lente
't
is vandaag
dat
de lente
begon
de
berkeboom
krijgt
de kriebels
van
de zon
de
knoppen
breken
barstend
open
de
blaadjes
beginnen,
voorzichtig,
uit
te lopen
regenroep
juist
nu het enkele uren
niet
meer giet
na
dagen
zimpe
- zampe - zompe
roept
die spetter
van
een vink
al
weer om regen
wat
doe je er tegen?
of
weet die vink
beter
dan wij mensen
van
het lage waterpeil?
en
roept hij:
regen,
regen, regen
voor
het land een zegen
regen,
regen...
scherpe
boterbloem
'n
tuin vol bloemen
vol
fel gekleurde
zomerse
bloemen:
gele
wederik witte margriet
prikneusjes
donkerkarmijn
rode
klaprozen oranje vuurpijlen
in
het groene gras
één
gele boterbloem
Deesje
met een kleurenstift
in
haar knuistje
tekent
die ene boterbloem
die
ene gele boterbloem
't
halve papier vol
met
een grote gele boterbloem
'n
bij zoemt rond haar hoofd
en
zet zich neer op
die
ene echte gele boterbloem
van
Deesje...
water
in
mei al
vallend
blad
op
het tuinpad
onder
plataan
die
er heel even
geshockeerd
stil
bij
blijft staan...
om
te kunnen overleven
moet
hij verder
op
zoek naar water
naar
het schaarse water
dat
zichzelf spaart
teruggetrokken
diep
in de aard'
wie
helpt de boom
tot
aan de bron te komen?
wie
beweegt het water
tot
aan de boom te stromen?
in
mei al
vallend
blad
op
het tuinpad
verandering
de
lucht is blauw en wolkeloos
geschilderd,
flexa levend-blauw
zonder
een spikkel-spatje grauw
en
de zon als 'n gouden roos
geeft
het hemelsblauw gulden glans
duiven
draaien achten in de lucht
en
duik'len plots op hun vlucht
als
eenheid langs de torentrans
een
vliegtuig schrijft een streep met krijt
op
het immense schoolbord blauw
een
bries verwaait de lijn al gauw
zo
raakt het blauw het grijs weer kwijt
vanuit
het westen aangewaaid
een
veertje wolk zweeft naderbij
de
blauwe hemel gaat voorbij
donkere
kleuren zijn gezaaid
loom
hangt warmte
loom
hangt warmte
tussen
bomen tussen huizen
maakt
geen aanstalten
om
ooit nog weg te gaan
bladeren
slappe handjes
steken
geen hand uit
wuiven
niet roeren zich
niet
in het minst
droge
hei dommelt in
ligt
languit lui in bed
van
buntgras, berkeboompjes
laten
hun schouders hangen
water
van de Kleine Aa
bivakkeert
in losse plassen
weigert
stroomafwaarts te gaan
ranonkelslierten
rusten
stugge
maïsbladeren hebben
fut
en vormvastheid verloren
boer
telt pakken hooi
gaat
op bedevaart naar Handel
in
de aren rijpt het zaad
ontworteld
boer
A bezit de grond
boer
B heeft 't van A gehuurd
boer
C heeft 'n loonbedrijf
wordt
door B naar 't land gestuurd
ploegt
de aarde zaait het zaad
B
ziet de maïs groeit goed
en
zoekt 'n koper voor 't gewas
boer
D die er 'n bod op doet
boer
E heeft 'n maaimachien
en
maait het maïsveld neer
boer
D heeft nu zijn wintervoer
volgend
jaar ziet hij maar weer
boer
F heeft mest teveel
gehuurd
heeft B nog steeds de grond
boer
G heeft tractor met de ton
voor
't vervoeren van de stront
boer
A vraagt B de huur
het
spel begint van vooraf aan
als
de grond naar de verdommenis is
heeft
niemand het gedaan
Beuven,
oog van Brabant
breed
uitgewaaid
ligt
groot en bloot
onder
open hemel
het
Beuven
oog
van Brabant
kaleidoscopische
stoet
wolken
dieren mensen
natuurfilm
van de eeuw
full
colour
spot
aan
zon
na maan
maan
na zon
opname
duur
vier
en twintig uur.
honderd
eeuwen lang
netvlies
legt vast
voorbij
trekken jagers
wild
wijst hen de weg
grafvelden
urnen
doodlopende
sporen
kraanvogels
pleisteren voor korte tijd
boomaanbidders
blijven
wortels
binden boeren
wilde
zwijnen wentelen zich
ongegeneerd
in de modder
schapen
praten met elkaar
andere
staren in het water en
voelen
zich veiliger
met
zo vele collega's
'n
schapesnuit drinkt
de
film hapert, even
de
herder tuurt in 't water
naar
de wolken
met
de vaart van de wind
drijven
zij uit 't oog
zijn
blik blijft hangen bij
de
vele witte waterklokjes
wiegende
op de wind
Beuven
rijk gevulde schotel
blauwe
reigers grauwe ganzen
kemphanen
groenpootruiters
vliegen
het blikveld binnen
de
roerdomp staat voor paal
tussen
't riet waar wilde eenden
wintertalingen
en waterhoentjes broeden
het
Beuven is ziek geworden
het
oog van Brabant heeft
een
wit loopoog
vuil
vertroebelt 't netvlies
blinde
vlek groeit
dan
komen beweeglijke tractoren
schuivers
vrachtwagens
-
de film breekt -
het
Beuven wordt opgeknapt
helder
hemelwater vult opnieuw
het
schoonste ven van Brabant
kudde
wolken trekt door de waterplas
-
de film draait -
Beuven
ven
vol levend water
blinkend
in 't zonlicht
libellen
met glinsterende vleugels
boven
het spiegelende water
in
het schone water biesvarens
kruipende
waterweegbree
met
de smaak van zure appelen
zwevend
veenmos gesteelde glaskroos
en
opnieuw witte velden waterlobelias
aan
de kant oeverkruid
met
langgesteelde bloempjes...
'n
film die werkelijkheid wordt
Beuven
helder
en schoon
opnieuw
voor
eeuwen
oog
van Brabant
metamorfose
geel-groene
korstmossen
slijtvaste
stempels
op
hard-stenen plavuizen:
natuur
graveert haar eigendom
tussen
nauwe richels
onstuimig
straatgras
wringt
zich omhoog
't
hele jaar bloeiend
boomwortels
ondergronds
wroetend
en wrikkend
stuwen
stenen omhoog
de
aanval is ingezet
de
tand des tijds:
het
vriezen van de winter
de
wind en het water
en
de zomerse zon
bijt
zich vast in de steen
tegels
barsten en breken
vergruizelen
tot brokken
verweren
tot stof
de
natuur herneemt haar bezit
Strabrechtse
Hei
hei
tussen Lierop en Heeze
hei
voor duizend schapekoppen
blatend
en grazend
bewaren
de keutelaars
het
middeleeuwse schilderij
in
paarse rose en violette kleuren
hier
en daar
weggezet
in paarse tapijten
broze
bloemenschalen van bruin ijzeroer
boordevol
met water uit de hemel
en
galigaan, gele lis en witte waterlelie
met
parelende zonnedauw omkranst
de
witte waterklokjes hebben
voor
het laatst geklonken
de
klokken liggen nu verzonken
op
de bodem van het Beuven
signalement
van het kempisch schaap
smalle
onbewolde kop
licht
van stuk en lang van lijf
hoog
op de poten
vaalgrijze
vacht
uiterlijk:
schaapachtig
tussen
hoog lieve vrouwe en
laag
lieve vrouwe bezetten
honingbijen
de bloeiende struikheide
hommels
kraken de dopheide
het
zoet zoemen is niet van de lucht
een
sprinkhaan luistert aandachtig
met
de knieën
met
de poten praat hij
schel
en scherp
een
hangmatspin wacht al dagen
op
de slager
twee
hanige korhoenders
kind
noch kraai
stappen
rond
ouwe
jongens krentebrood
bolderend
in de herfst en
bolderend
in de lente
maar
de enige hen is dood
munitie
ontploft
de
oorlog duurt voort
onderkruipend
struisgewas
en
bochtige smeele dringen op
heidehaantjes
vallen aan massaal
het
nieuwste wapen is ingezet:
rhagadis
pruni callunae
grote
en kleine spanners zijn aktief
de
duivel naait het garen
heksen
maken omtrekkende bewegingen
kringen
truttenhaar achterlatend
gifwolken
vergrassen het gehele heideveld
een
blauwe reiger
wiekt
met grote slagen
als
lange afstandzwemmer
tussen
gele plomp en witte wolk
het
blauwe Grafven over
tussen
Heeze en Lierop hei
hectaren
prachtige hei
voor
schapen en scheper
voor
bijen en imker
voor
de boomvalk en het gentiaanblauwtje
voor
de drukbezette mens
die
de tijd neemt
om
het eeuwenoude schilderij
van
nabij te bekijken
vreemdeling
korenbloem
vorenbloem
verstekeling
vreemdeling
donkerogig
donkerblauw
lonkt
kinderen
van
blauwe bloem tot blauwe
lokt
verliefden
met
blauwe bloemensporen
diep
in 't bos van 't rijpende koren
korenbloem
vorenbloem
oosterse
vreemdeling
donkerogig
donkerblauw
verjaagd
van 't akkerland
in
de siertuin aanbeland
wat
blijf je boeiend blauw
oud
levend water
maïs
is geoogst
stug
stoppelveld
blijft
leeg achter
vergeten
halm
wijst
wind de weg
duiven
proppen
verloren
korrels
gulzig
in hun krop
boer
brengt mest op
tractorvrachten
vol
vergif,
vruchtbaarheid
leven,
dood
zand
er over
de
ploegschaar legt
aarde
zo diep om
als
boeren denken
metalen
zakken door
in
diepe lagen
oud
levend water
sijpelt
langzaam dood
bermtoerisme
tussen
boterbloem en zuring
zit
de veldslak genoeglijk
in
de schaduw van zijn huisje
te
ruiken te kijken
met
ogen op steeltjes
naar
rijdende kevertjes
die
lopen met een haast
waarvan
hij geen weet heeft
een
soldaatje, geel geharnast
trekt
voorbij op oorlogspad
op
weg naar het duizendblad
een
langpotige kever loopt
beschut
onder violette schilden
driftig
te zoeken naar prooi
de
slak, waakzaam, houdt de smiecht
snuif,
snuif in de gaten
hé
daar gaat 'n één twee drie...
veertienstippig
lieveheersbeestje
de
luizen zijn gewaarschuwd
haantjes
in glanzend groen en staalblauw
eten
onverstoord het bladmoes op
hu,
een kale aardworm schuift
rakelings
langs de blote slakkevoet
't
is druk in het straatje
boerenwormkruid
heeft bezoek
van
de kleine vuurvlinder
harige
hommels zoeken en zoemen
rond
wilde wikke en paarse dovenetel
een
langpootmug zwalkt door de lucht
de
veldslak ruikt een spitsmuis
hij
kruipt voorzichtig in zijn schulp
als
de regen druppelt
op
het glimmend gele dak
schuift
de veldslak statig
uit
de donkerbruine deur
en
golft zich in de drukte
van
de kevers en de torren
op
weg naar de volkstuinen
om
zich aan blad en groen
goed
te doen
de
zee
een
zee van water
blikkerend
in de zon
trekt
al
het water van de zee
golf
na golf
terug
van
het land
zand
en
schelpen
achterlatend
en
mij
in
verwondering
monument
in
Heeze oudste monument:
de
beuk! eeuwen jong eeuwen oud
geplant
in 't hart van kraaienland
een
monument van levend hout
de
oude stam spreidt grijze takken
vanaf
't begin van zijn bestaan
en
van alle kanten vliegen
vogels
altijd al af en aan
aan
de voet van de beuk trekken
de
mensen voorbij, door de tijd
ridders
ruiters en veel voetvolk
en
bruiloftsgasten vol jolijt
begrafenisstoeten
in rouw
de
fanfare achter het vaan
carnavalsvierders
in optocht
verliefde
paartjes blijven staan
een
stamgast watert zonder eind
de
beuk veinst onverschilligheid
en
ook de hond gaat aan de boom
nooit
voorbij zonder plasserij
de
kinderstemmen klinken helder
vanuit
de straat een kind muisstil
staat
achter beukeboom verborgen
wordt
gevonden onder juich-gegil
zo
heeft de beuk al vele eeuwen
van
arm en rijk van jong en oud
het
schoon en het lelijk hoofdschuddend
in
stille mijmering aanschouwd
a
star is born
nacht
in mei
'n
ster schiet
aan
de hemel voorbij
de
dag springt
klaterend
open
de
zon spettert
met
kleuren
mateloos
boterbloemen-geel
een
emmer vol
wordt
uitgegoten
brussels
kant
van
wit fluitekruid
langs
watersloten
ligt
languit uit
en
rood-bruine gloed
die
veldzuring
hevig
blozen doet
roomwitte
wolken
varend
langs de weg
hangen
even stil
in
de meidoornheg
feestboeketten
brem
aan de kant
in
vlammend geel
volop
in brand
nacht
in mei
'n
ster valt
in
'n kind
met
wensen erbij
van
ouders
van
vrind
de
dag springt
klaterend
open
verwachting
gaat
nimmer
verloren
Esther
wordt
geboren
het
gebeurde in Heeze...
liefde
bloeit bij dag en
bij
nacht niet minder
door
vele jaren en
grote
afstandelijkheid wijs
leefde
bij maan en sterren
een
zeker vermoeden
de
kerseboom staat
getekend
door de tijd.
in
zijn groene kruin
koeren
tortelduiven en
nestelen
vogels
spreeuwen
en mensen
vechten
om zijn vruchten
de
kerseboom had er zo
zijn
gedachten over
hij
schudde het wijze hoofd
een
donsveertje dwarrelde omlaag
het
paard wist het heel zeker
op
'n zomermorgen had 't meisje
de
paardekop geaaid en
haar
in 't oor gefluisterd
de
oren spitsten
alle
twee
nog
'n klop en nog 'n aai
en
het paard sprong
wild
door de wei
ze
vertelde het aan de paardebloem
de
paardebloem aan de boterbloem
en
de boterbloem aan de hondsdraf
toen
was er geen houden meer aan
alle
planten in de wei
madeliefje
zuring smalle weegbree
witbol
en gewone ereprijs
reukgras
witte klaver
koekoeksbloem
en engels raaigras
wisten
er nu van
iedereen
en alles leefde mee
de
manen werden geteld en
de
dagen later
totdat
het kindje kwam
in
de stal
hinnikte
het paard
drie
keren
de
kerseboom stond
in
morgen motregen
als
vanouds
op
zijn plaats
hij
nam zich stellig voor
van
de zomer
uitbundig
breed uit te groeien
zodat
het nieuwe kindje
alle
uren van de dag
in
zijn schaduw
zou
kunnen staan
nachtdienst
de
maan
heeft
de zon afgelost
met
alle sterren
die
er te vinden zijn
een
verlaat vliegtuig
zoekt
grommend zijn nest op
een
trein spoedt zich naar huis
het
slapen stel ik uit
een
auto knipoogt
links
de straat in
de
ploegenbus brengt
de
laatste werkers thuis
de
maan
heeft
de nachtdienst overgenomen
verliefden
talmen
met
slapen
je
huis je huid
Je
huis is je huid
zongebakken
zongebruind
lekker
wonen in je vel
gevoelig
tot in de kleinste voegen
oogluiken
grote
open ogen
met
bloemen wimpers in wit en rood
kijken
verwonderlijk
buitenhuids
je
hart warm kloppend
in
alle kamers
verhalen
verdriet dromen
kinderzingen
oze wieze wo
plezier
veel plezier
kamers
vol
de
merel zingt
het
hoogste lied
verschrikt
vliegt
hij op
verhuizers
bellen aan
je
huis je huid
verhuizen
is vervellen
met
pijn
dat
gaat naar den Bosch toe
vandaag
ging ik Den Bosch op aan
en
boeren, burgers kwam ik tegen
ik
ben langs Mortelen gegaan
langs
lommerrijke groene wegen
Aa
en Dommel ieder apart
gaan
naar Den Bosch langs eigen wegen
met
warmte van het zuiden in 't hart
kwam
ik hen bij de Dieze tegen
de
erwtenman hij was nog kwaad
de
perdjes stonden uit te hijgen
hoog
in de toren van de raad
Jeroen
de schilder deed het zwijgen
een
meisje riep, de haren los:
"doe
de groeten thuis aan de jouwe
van
mij Gerritje uit Den Bosch
en
van ons Zoete Lieve Vrouwe"
hart
bij
Philips zit Marietje goed
ergonomisch
met
steun in de rug
op
haar workstation,
en
op verstelbaar nivo
beide
voeten aan de grond
't
materiaal flow-lined
just
in time
onder
haar vlugge vingers voorbij
haar
buurman is 'n robot
met
'n floppy
op
de plaats van zijn hart
Marietje
is verliefd
op
de automatiseringsdeskundige
met
zijn goed verzorgde baard
en
zijn sprankelende ogen
achter
glinsterende brille glazen
'n
stuk op haar lijst
ster
gele
ster
ingebrand
in
mijn geheugen
de
gele ster
van
daphne
het
jode-meisje
met
grote donkere ogen
en
ravenzwart haar
tot
over haar schouders
dertien
jaar
was
ik
verdriet
er
zit verdriet
achter
mijn ogen
om
jou
om
mij
mijn
mond lacht
mijn
tanden bloot
het
verdriet blijft
even
groot
reünie
schoolvriend
ontmoet
van
blond naar grijs
de
haren; kort
de
nieuwsberichten:
getrouwd
gescheiden
en
ouwe koeien:
gymleraar
van toen
onmogelijk
vogelnestje;
fluit
van conducteur
telefoon
draad-
verbinding
van nu
naar
reünie
losgelaten
handen
zwaaien
tot ze
opgaan
in lucht
schoolvrienden
ontmoet
in
crematorium
bij
afscheid van
hem
die ik laatst
op
het station
heb
uitgezwaaid
wind
waait rond de toren
wind
is opgestoken
storm
van beelden
brekend
glas uit lood
gestold
zonlicht
kraaien
doodsbidders
in lijkkleed
krassen
krakend
't
kerkenoud herkauwend woord
voor
dovemans oren
voor
blindemans ogen
van
gebleekte schedels
berustend
in
de schaduw van de wilgen
wind
trekt en rukt
aan
't ijzer-sterk hek rond hen
die
wachten
wachten
op
de opstand
de
revolutie
uur
U
't
heen-en-weerhaantje de hoogste
draait
door de wind rond zijn as
kippen
scharrelen als vanouds
aan
de voet van de toren
na
eeuwen blikt de gulden haan
van
omhoog
weer
naar de aarde
'n
traan welt in zijn oog
en
wast het schoon
hij
weet zijn eenzaamheid
op
de hoge hemeltoren
't
krassen van de kraaien
't
kraaien van de haan
gaat
door de wind nog verloren
het
dwalende spook
hij
leeft op de Strabrechtse Hei
het
dwalende spook, de schimmige geest
maar
's avonds om twaalf uur zwerft hij
op
het oude kerkhof nog 't meest
dan
speelt en spookt hij met 't helse vuur
tussen
oude graven en gravinnen
op
het middernachtelijke uur
het
duivels spook is buiten zinnen
de
woeste gronden zijn geslecht
de
wetenschap heeft gesproken
onecht
is gescheiden van echt
't
zal spoedig in Brabant niet meer spoken
kabouters
het
klokkengelui over de Peel
en
Kempen stoorde de aardmennekes
't
lawaai van toren en trein werd teveel
ze
trokken weg met gevulde kennekes
de
holle boom op het Strabrechtsplein
werd
in 't holst van de nacht verlaten
niemand
weet waar ze gebleven zijn
kind
noch kraai had 't in de gaten
ze
verlieten ons met stille trom
de
puntmutsjes diep over de oren
de
kabouters komen nooit meer weerom
weer
heeft Brabant 'n mythe verloren
onze
wortels
geschiedenis
ligt onder het maaiveld
weggelegd
in lemen potten
en
scherven waaraan men eeuwen telt
pijlpunten
van steen en botten
worden
bewaard onder stuifzand
ook
urnen met resten van as
vertellen
ons over het oer-oude land
over
riten en regels zoals het eertijds was
over
mensen van gelovige aard
in
eikeboom bliksem en donder
verleden
wordt onder 't zand veilig bewaard:
onze
wortels; wij kunnen niet zonder