Groene Dame
Zij is een dame, modern en dynamisch,
aan weinig ziet men haar hoge leeftijd
af,
wie haar niet kent ziet haar wellicht
als liefhebber van beton en staal en
glas
Ja, zij houdt van klare lijn en kloeke
vorm
maar gruwt van lege moderniteit,
en omringt zich daarom graag
met levend water en weelderig groen
Brede wegen en luchtige lanen,
beschaduwd door platanen,
worden verbonden en gescheiden
door lopers van overkants gras
Gastvrije parken bieden een keur
van bomen uit elke tijd en streek:
geurige ginkgo biloba, norse eik,
zwijgzame sequoia en wulpse magnolia
Aan de rand van haar land ligt
een hoorn van overvloed,
pruimen, peren, bellefleuren,
een lust voor oog en neus en tong
Perken en plantsoenen zijn een feest
van drukbevlogen vlinderstruiken,
roze bepruikte prunus
en heuvels van rododendron
Door alles heen slingert zich een
serpentine
van in lome lussen stromend water
een geoxideerde armband
behangen met haar favoriete bedeltjes
Voor wie zoekt naar schoonheid,
en raffinement waardeert
boven gemakkelijk spektakel,
verstopt ze stukjes van Edens hof
Zij is gastvrij maar behoedzaam
en zet niet zomaar alles in de etalage,
want een echte dame
pronkt niet met haar parels
heempark
natuur dat zijn hele grote dingen
rode dwergen en zwarte gaten
brokken steen en wolken ijs
die door de kosmos suizen
natuur dat is grootse harmonie
sterrennevels zonnestelsels
planeten die om zonnen zweven
dansende manen eb en vloed
natuur dat is een blauwe bol
eiland in een oceaan van niets
met hier en daar wat lappen grond
waar miljarden rare snuiters leven
natuur dat is soms catastrofe
de aarde beeft en bergen splijten
tsunami’s beuken en modder stroomt
vulkanen braken lava stof en as
natuur is drama en tragiek
heidebrand, hittegolf en stortregen
blikseminslag rukwind en tornado
ontwortelde reuzen en verdord gras
maar natuur dat zijn ook hele kleine
dingen
kruiden grassen bloemen mossen
die haast niemand ziet of kent
het okselhaar van moeder aarde
zij overleven in een minireservaat
dat met een mooi woord heempark heet
en terwijl de wereld tolt en suist
is daar alles rustig en sereen
kikkerpoel
in de spiegelzaal van het modderparadijs
paraderen prinsen en prinsessen
in groen en bruine luchtige zijde
die om hun gespierde billen spant
in het voorjaar klauterden ze
na hun koude winterslaap
uit hun ledikant van slib en slijk
en kijken rond met grote ogen
niet twijfelend over hun talent
en de schoonheid van hun lied
zingen ze uit volle borst
hun boerennachtegaalcantates
soms rusten ze een wijle
en steken als het even kan
een lange tong uit naar
eten dat voorbij komt zoemen
met elastieken sprongen
hoog op de lange tenen
dansen ze op het koningsbal
wijdbeens de waterwals
het onvermijdelijk resultaat
deint snel daarna in het water
wolken van glazig dril
ontelbare kikkers in de dop
larve verandert in donderkop
met staartje, kieuwen, vinnen
die raakt hij daarna snel weer kwijt
om als kikvors te herbeginnen
en alle kikkers dromen van een prins
of prinses die hen wakker kust
en als het even mee zit
geen kikkerbillen lust
eik
praat niet met mij
knuffel mij niet
rust niet bij me uit
ga weg uit mijn schaduw
want ik ben niet je vriend
je bent mijn vijand
ooit was ik heilig
gewijd aan de maagd
of de bronstige god
werd er gebeden
en geofferd
aan mijn brede voet
maar jij voert
mijn bittere vruchten
aan de varkens
gebruikt mijn schors
voor het looien van leer
je verzaagt mijn stam
voor vloer en kabinet
en snijdt knuppels
uit mijn trotse kruin
laat mij met rust
ik was hier eerst
en ik moet blijven
om te denken
tot een bliksemschicht
mij velt