Olaf Douwes Dekker naakt
in het harnas
waar
een roestige stem van verre verhaalt van
dauw en dageraad, van een helder hart dat
zingt tot in het diepste blauw, waar geil genot
vernevelt en klinkt tot ruisend zilver waar
taal verlokkend naakt haar schaamte als een
harnas past, weer samenbalt en ontbrandt, het
liefdesuur tot aan de lippen reikt, het vuur hijgt
en verhit, waar de zon het leven verleidt tot
waar de schaduw wacht - daar zwijgt de avond
zacht, verlangen stemmen elkaar, laat lust
zich dromen in het sluimerduister van de nacht
waar hartstocht adem krijgt tot fluisteren
|