|
Interview met Martijn
Benders
29-01-2009
Het is
even stil geweest rond Martijn Benders op CuBra. Wat voert hij in zijn
schild daar aan de Bosporus? Zijn kandidatuur voor dichter des
vaderlands in 2014, het schrijnend gebrek aan stadsdichters in Helmond
en de ontvangst van zijn eerste bundel 'Karavanserai' waren reden genoeg
hem eens aan de tand te voelen.
Han van Meegeren
Interview met
Martijn Benders
H: Martijn, je woont nu
bijna 5 jaar in Istanbul, ben je nog ooit van plan terug te komen?
M: Nee, eigenlijk niet. Het bevalt mij hier uitstekend. Mijn Turks is
nog niet op peil, maar ik ben lerende, maar verder zou ik de dynamiek
en de vergezichten hier moeilijk kunnen missen. Nederland heeft altijd
iets navelstaarderigs gehad, dat zag ik laatst ook weer toen
ik per satelliet wat televisieprogramma's bekeek. Men spreekt altijd een
beetje in het luchtledige, alsof Nederland het centrum van
het universum is. Maar zo ervaar ik dat niet, ook niet toen ik er
woonde.
H: Bijna een jaar geleden kwam je bundel 'Karavanserai' uit bij
Nieuw Amsterdam. Hoe is de ontvangst van die bundel geweest?
M: Fantastisch! Ik ben zeer tevreden over de reacties die ik over de
bundel heb mogen ontvangen, variërend van zeer positieve
besprekingen in De Recensent en de Groene Amsterdammer tot bijval van
veel bekende dichters en amateurlezers. Ik ben daar uiteraard erg blij
mee, want je schrijft zo'n bundel uiteindelijk natuurlijk niet voor
jezelf. Dat gezegd moet ik er wel bijzeggen dat, wat mij betreft, het
primaire publiek van een dichter bestaat uit mensen die hij bewondert.
Daarvoor schrijft hij in feite: om zijn voorbeelden zowel te eren als te
pogen overtreffen. Met het idee dat je voor een soort 'algemeen publiek'
schrijft kan ik zelf niet zoveel.
H: Je kondigde laatst echter online aan dat je geen nieuwe
Nederlandse bundel uit gaat brengen? Waarom niet, als de ontvangst zo
positief was?
M: Kwestie van prioriteiten. Ik heb weinig zin deel te gaan uitmaken van
die typisch Hollandse poëziefabriek waar mensen elk jaar er plichtmatig
een bundeltje uitpersen om maar mee te kunnen blijven draaien, vaak uit
subsidiabele overwegingen.. Ik moest een keuze maken en ik kon kiezen
tussen een boek maken samen met de New Yorkse kunstenaar Joshua Ray
Stephens of werken aan een tweede Nederlandse bundel. Ik heb voor het
eerste gekozen, puur omdat dat het meest uitdagende en interessante
project is. Ik sluit natuurlijk niet uit dat ik ooit weer wel aan een
nieuwe Nederlandse bundel ga werken.
H: Wat is dat voor boek dat je nu aan het maken bent?
M: Het is een boek dat poëzie, tekeningen, filosofie, verhalen en
strips met elkaar gaat combineren. Voorlopige werktitel is 'Arguments
Against the Sun'. Het wordt een magisch boek met een conceptuele inslag:
qua stijl wordt Joshua wel eens de 'Beardsley for the science fiction
age' genoemd en we zijn bijvoorbeeld ook van plan ons eigen tarotpack
uit het boek te destilleren. Het eerste deel van het boek behandelt de
grote arcana, 22 in getal. Het is een hele intensieve en visionaire
samenwerking. Mensen die Joshua Ray Stephens werk niet kennen raad ik
aan zijn boek 'The Moth or The Flame' te kopen, zeer de moeite waard.
Magisch werk.
'Unholy Marriage' by Joshua Ray Stephens -
www.lostpropertyinformation.com
H: Ben je daarmee de eerste Nederlandse dichter die direct in het
Engels een bundel gaat schrijven?
M: Weet ik niet. Ik ken zelf geen voorbeelden, maar zou niet uit durven
sluiten dat zulke mensen er wel geweest zijn. Het is natuurlijk
bijzonder lastig om in een andere taal sterke poëzie te schrijven. Maar
die uitdaging vind ik juist heel bijzonder. Ik hou van projecten en
ondernemingen die tegen het onmogelijke aangrenzen. Daarom vond ik het
niet direct een interessant idee iets te doen wat 'Karavanserai in
herhaling' zou zijn. Ik heb het ook wel een beetje gehad met die
Nederlandse poëziescene. Je zit toch een beetje altijd voor dezelfde
300 lezerskoppen je best te doen. Het is een raar schijnwereldje, dat
van de pretenties en middelmatigheid aan elkaar hangt.
H: Erik Lindner schreef in de Groene Amsterdammer dat hij in jouw poëzie
iets van Tonnus Oosterhoff hoorde. Is dat ook een van je voorbeelden?
M: Nee. Oosterhoff is een bijzonder knap dichter, dat wel, maar ik lees
eigenlijk vooral buitenlandse poëzie. Dat heb ik altijd al gedaan,
sinds mijn pubertijd: ik heb nooit echt het idee gehad dat ik me tot
Nederland zou moeten beperken in mijn leeswoede. Natuurlijk lees ik ook
geregeld Nederlandse poëzie maar al mijn voorbeelden zijn eigenlijk
buitenlands: mensen die me recent erg beïnvloed hebben zijn
bijvoorbeeld Csoori en Aleixandre, dichters die ik totaal fantastisch
vind.
H: Je schreef dit jaar ook poëzierecensies voor de Recensent maar
daarmee hield je ineens weer op, waarom was dat?
M: Ik vond het veel te lastig. Ik vind van nature erg weinig poëzie
goed, en kreeg allemaal bundels toegestuurd die ik zeer matig danwel bar
slecht vond. En daar moet je dan een lang verhaal over gaan houden, dat
valt niet mee. Ook wijkt mijn mening sterk af van de gangbare consensus
die in Nederland heerst: zo iemand als Hans Verhagen wordt de hemel in
geprezen, maar ik vind dat een heel matig dichter. Dan zit je met een
soort concensusprobleem in je maag. Daarnaast had ik eigenlijk weinig
zin om deel uit te gaan maken van een establishment wat ik eigenlijk
lachwekkend vind, en door het schrijven van recensies doe je dat
natuurlijk juist wel. Het leek me dus een goed idee dat voortijdig af te
kappen.
H: Je komt oorspronkelijk uit Helmond. Daar werd vorige week voor de
tweede keer Bert Kuijpers tot stadsdichter benoemd, de organisatie liet
weten dat ze niemand konden vinden. Kennen ze jou dan niet?
M: Jawel, want ik heb vorige keer toen ik ook al niets van hun vernam
via Jan Bongaerts mijn bestaan te kennen gegeven, maar ook dit keer weer
niets van deze organisatie gehoord. Dat is natuurlijk wel een beetje
vreemd. Maar na navraag door mij blijkt dat Literair Café Helmond van
mening is dat een stadsdichter in Helmond of omgeving moet wonen. Tja,
dan is het niet raar dat je met zo'n rijmelaar als Kuijpers opgescheept
zit. Dan kun je zo'n man net zo goed voor het leven benoemen. De andere
landelijk publicerende dichter, Hans van de Waarsenburg, woont namelijk
in Maastricht en dat is ook al zo ver weg. Het blijft een eigenaardig
verhaal, je vraagt je af waarom zo'n organisatie eigenlijk een
stadsdichter wil hebben. Die sinterklaasversjes van Kuijpers, daarmee
sla je als 'Literair Café' toch een enorm pleefiguur? Ik zeg dat niet
uit wroeging want die hele positie interesseert me weinig: voor wat geld
iets kleins en lelijks gaan zitten ophemelen, daar zit ik niet echt op
te wachten. Maar dat typisch Nederlandse onvermogen om iets goed te
organiseren, dat boeit me wel. Dat zie je bij die landelijke Dichter des
Vaderlands verkiezing ook. In plaats van dat ze gewoon een serieuze
commissie een dichter laten benoemen, moet er weer de schijn van
democratie op worden geplakt. En dan geen directe democratie, nee, want
dan krijgen we weer een rijmkabouter als van Wissen. Nee, een 'serieuze'
commissie bakt eerst 10 namen voor, en laat dan een maand later
mysterieus 5 namen afvallen, zonder dat iemand weet waarom. Tja.
H: Je hebt jezelf nu kandidaat gesteld voor Dichter Des Vaderlands
2014. Kun je een van je plannen eens toelichten?
M: Ja, ik wil bijvoorbeeld het 'poëtische intermezzo' in de Tweede
Kamer introduceren. Een dichter wordt geïnstalleerd in de Tweede Kamer
en wij introduceren hiermee het 'poëtische intermezzo' bedoeld om
Tweede Kamerleden wakker te houden. Het idee is dat de Tweede
Kamerdichter op volstrekt willekeurige tijdstippen binnen debatten plots
een regel poëzie door de Tweede Kamer laat schallen.
H: Wat is volgens jou
het belangrijkste kenmerk van goede poëzie?
Dat het een fysiek,
lichamelijk effect op de lezer heeft. Poëzie die geen enkel lichamelijk
effect op mij teweeg weet te brengen vind ik mislukte poezie. Literaire
kwaliteit is dus volgens mij vooral een lichamelijke dimensie. Wat voor
soort effect het is doet overigens niet zo heel veel ter zake: het kan
zowel sterke walging als pure verwondering of verbazing zijn. Dat
woorden een lichamelijke sensatie op kunnen roepen is natuurlijk een
mooi mysterie.
H: Moeten gedichten
voor jou voor een groot publiek begrijpelijk zijn?
Dat is zo'n typisch
stokpaardje van de sociologen-generatie. Wat ik vreemd vind is dat men
altijd in het geval van gedichten daarmee aan komt kakken. Je hoort
nauwelijks ooit een intelligent iemand beweren dat Lynch zijn films
begrijpelijk voor een groot publiek moet maken. Dat soort argumenten zul
je vooral in de onderste regionen van Hollywood tegenkomen. Dus nee, de
kunst is nu juist sterke fysieke sensaties bij de lezer op te roepen
zonder dat hij deze direct kan verklaren. De poëzie is essentieel een
raadselkunst, geen verklarende kunst om het handje van Jan Publiek vast
te houden.
H: Dus je hebt
feitelijk een hermetische opvatting over poëzie schrijven?
Die valse tegenstelling
hermetisch-begrijpelijk is geloof ik ooit door Pfeijffer de wereld in
geholpen waarna er allerlei loze discussies ontstonden die vanuit totaal
verkeerde uitgangspunten vertrokken. Hermetisch betekent namelijk niet
'onbegrijpelijk' maar juist dat er in een gedicht bepaalde sleutels
verborgen zitten die, wanneer men deze ontdekt, meerdere betekenislagen
in het gedicht ontsluieren. Wanneer ik dus schrijf 'De bargoense
noodruft is een pitolestaanse horgmaterie froepelaar beloep' dan is dat
geen hermetische poëzie. Het is pas hermetisch als de schrijver er heel
bewust sleutels in verbergt. De meeste poezie die men 'hermetisch' noemt
is dan ook helemaal niet hermetisch - wel onbegrijpelijk, misschien. Ik
denk zelf dat de poëzie van Heytze in principe hermetischer is dan die
van Pfeijffer, bijvoorbeeld. Het meeste wat men als 'hermetisch'
aanduidt is structuralistische poëzie. Jammer genoeg is men in
kritiekland niet erg gesteld op nauwkeurige terminologie.
H: Heb je nog een tip voor beginnende dichters die graag een bundel
willen laten publiceren?
Maak je vooral niet druk, het stelt allemaal weinig voor. Iedereen heeft
natuurlijk een bepaalde behoefte aan erkenning, maar die kun je net zo
goed onttrekken aan de eendjes in het park. Die zijn doorgaans niet
alleen aandachtiger als lezers maar meestal ook nog een stuk een stuk
aantrekkelijker, in fysieke zin.
|
|