|
Martijn Benders Het grote snurken is begonnen
Hij
gaat zitten op een barkruk en natuurlijk, de meisjes rinkelen. Er vlijt zich een meid naast hem die iets zachts in haar ogen heeft, het doet denken aan wat je uit mossels pulkt bij verveelde honger.
Hij
zet zijn glas neer. Zij kijkt hem aan. Gesnurk op de achtergrond, voetstappen, muziek.
Zacht
gerinkel van glazen en schoenen. Wat denken ze eigenlijk, denken ze of snurken ze stiekum in de kop en wie noemt dat snurken?
Zijn wij dat niet, wij samen, weet je nog die
avond dat het grote snurken is begonnen.
Ik
nam je bij de hand die avond, zoals hij nu doet. Grote schepen snurkten zachtjes in het water, Wie zoiets hoort zal het niet licht vergeten.
Als de maan ondergaat in een luciferdoosje kom
ik terug en zal ik mijn meisje laten rinkelen. Het is alles eender, voetstappen of muziek.
|