De tuin van het leven
Mooie blauwe heldere hemel
verstikt van vuile rook
vers lokkend groen gras.
natuurlijk gekweekt in een kas
Kristalhelder water
straks te koop in een fles
Vuil en puin versieren de tuin
die heerlijke tuin van het leven
Kerhofleven
Een stukje grond, een grijze steen
Het terugkeren naar het stof der aarde
Heeft dit ook zijn waarde?
Of is de cirkel rond
op dit laatste stukje grond?
Onsterfelijk
Altijd leven nooit te sterven
steeds weer opnieuw je naam
in een boom kunnen kerven
Altijd kijken naar haat en geweld
moeten toezien hoe langzaam
alle mensen worden geveld
Over te blijven in deze wereld
dan is onsterfelijkheid
iets wat je mijdt
De
torens van september
Bakens van vrijheid en democratie
van de laatste supermacht
New York bruisend van energie
trotse natie toonaangevend
werd midden in het hart geraakt
een zwarte dag in september
heeft er een dode stad van gemaakt
Vadertje
Tijd
Recht van gestalte met vaste tred
wandelend door de tijd
Neemt hij verwonderd alles in zich op
en voelt al iets van spijt
De tijd die nooit stilstaat
neemt hem bij de hand
Vermoeid oud en gebogen
Loopt hij op zijn laatste benen
naar de eeuwigheid
De
Beeldhouwer
Strelend dwalen zijn handen over het blok marmer
koud en toch zo warm
met zijn ogen de natuurlijke lijnen volgend
ontstaat in zijn hoofd het beeld dat hij wil scheppen
Met de volkomen stilte om hem heen
beweegt hij zich als in een droom
Liefkozend strijkt hij over zijn beitel
en voelt hoe zijn hand als vanzelf in beweging komt
Met een glimlach houwt hij in op de steen
de eerste inkerving is gemaakt
Koortsachtig werkt hij verder een blos op de wangen
en voelt hoe het marmer van vorm verandert
Hij voelt geen moeheid, wordt voortgedreven
al scheppend voelt hij dat hij leeft
Na de laatste slag laat hij de beitel vallen
en voelt verwondert dat hij beeft
Wankelend richt de beeldhouwer zich op
en staat oog in oog met de volmaakte vrouw
Tederheid welt in hem op
hij slaat zijn armen om het beeld en
zweert haar eeuwig trouw
Oogcontact
Haar rode wangen en schitterende ogen
houdenzijn blik gevangen
bevallig buigt zij zich voorover
zijdezacht haar beroert zijn wangen
vol van liefde ontwaakt zijn verlangen
Moeder
Zij was het leven nog niet moe
ging nog overal naar toe
Vanwaar die haast de laatste tijd
soms die ogenblikken van spijt
De tijd heeft haar toen ingehaald
en haar over de drempel gedragen
naar 'n wereld zonder pijn
naar 'n wereld van niet meer zijn
Het
koninkrijk der schakers
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
onberoerd nog staan de stukken
te wachten tot hij wakker wordt
***
Hen met zijn hand tot leven wekt
zin geeft aan hun bestaan
hier op het veld van eer
willen zij niet roemloos ten onder gaan
***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
zijn ogen half geopend
wacht hij tot zijn hoofd helder wordt
***
Het glanzend marmeren schaakbord
zet zich schrap voor het strijdgewoel
de spanning is te snijden
maar de stukken blijven koel
***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
zijn benige hand uitgestrekt
hij is de baas, de Lord
***
De koning en de koningin
kijken verlangend naar hem op
de torens staan standvastig
de vlag fier in de top
***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
de eerste zet gaat komen
alleen hij weet welk stuk het wordt
***
De paarden trappelen van ongeduld
zij ruiken reeds de strijd
onrustig zijn de pionnen wetend
dat een zwaard aan twee kanten snijdt
***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
nu komt ook hij tot leven
al is het maar voor kort
***
Hevig ontbrand nu de mêlée
stukken vallen ten offer
torens wankelen, en het veld
met bloed besmeurd wordt doffer
***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
de handen klam van spanning
ziet hij hoe zijn loper ter aarde stort
***
Het spel nadert zijn einde
nog een laatste meesterzet
de zwarte koning bijt in het stof
hij weet dat hij het vandaag niet redt
***
De schaker zit niet langer gebogen
maar ontspannen voor zijn bord
zegevierend wappert de witte banier
de overwinning is voor hem, de Lord
Terrasdieren
Opgekruld en opgedoft
strijken ze neer op het terras
bestellen koffie en likeur
bespreken met elkaar hun voorkeur.
Half verborgen achter een krant
soezerig de ogen geloken
ontgaat hun niets van wat passeert.
Even gaan ze er tussenuit
om aanstonds terug te keren
de lippen wat roder gestift
een extra vleugje parfum
om het tij te keren.
In het zachte avondlicht
spreiden ze alles ten toon
nippend aan een glaasje wijn
flirtend in de maneschijn
krijgen ze na middernacht
met wat geluk hun loon.
Korenhalmen
Roerloos bij zoveel schoonheid
een droom gelijk
staat de wereld even stil.
De wuivende korenhalmen
ragfijn gepenseeld
lijken mij dichterbij te wenken.
De vogels nog niet uitgespeeld
stijgen in de strakblauwe lucht.
De roodgouden gloed
van de ondergaande zon
straalt een bekoring uit die
ik ademloos onderga -
bodemloos is mijn geluk.
Weemoed
zilte tranen zoeken zich een weg
ik proef de bittere smaak
het hart weegt zwaar
gevangen in melancholie
roep ik mezelf terug
een melodie streelt mijn oor
en reeds plooit een glimlach
weer mijn lippen
Gehuld
in nevelen
Wie was het
die ik daar tegen kwam
een lichaam
zwevend betrad mijn pad
akkoorden
die ik nog nimmer hoorde
beroerden
mijn gepijnigd hart
Mijn armen
omsloten een omhulsel
ik voelde de
zachtheid van het bestaan
tedere
handen streelden mijn wangen
glimlachend
ben ik meegegaan
Aphrodite
Geboren uit
het schuim der golven
gekust door
de branding
gedragen
door onzichtbare handen
schoonheid
en kracht
Aphrodites
macht
Nacht
Vannacht zag
ik door de gordijnen
de sterren
flonkerend aan de hemel staan
verstild
dronk ik de schoonheid in
voelde mijn
geest open gaan
een stap
slechts bracht mij buiten
om in dit
schilderij op te gaan
Teddy
Ik had mijn
teddybeer zo lief
en hij hield
ook van mij
stil zittend
op een vaste plaats
zag hij het
leven aan
Weerspiegeld
in zijn ogen
las ik mijn
jongemeisjesdromen
geborgen in
die zachtheid
durfde ik
het leven aan
Nu druppelt
uit zijn oog een traan
heeft mijn
leed hem dit aangedaan
Kind
Soms zou ik weer een kind willen zijn
zonder spijt en zonder pijn
vrij van zorgen uitkijkend
naar de dag van morgen.
Zonder dat onbestendige gevoel
fris als de dauw en als de morgen zo koel.
De kringen in het water
geven niet aan
hoelang je zult voortbestaan.
Soms zou ik weer een kind willen zijn
van binnen en van buiten rein.
Alles zien met die open blik van verwondering
het zoeken naar erkenning.
Geborgenheid op de achtergrond
van het leven nog geen wond.
De bladeren aan de bomen vertellen je niet
wat er nog zal komen.
Soms zou ik weer een kind willen zijn
met wapperende haren in de wind,
trappend in de plassen.
De wolken vertellen hun eigen verhaal,
de wereld staat voor je open,
maar toch ben je nieuwsgierig
welke weg je ooit zult gaan.
Metamorfose
De jongen en zijn spiegelbeeld
kijken elkaar aan
de een lacht naar de ander
zijn blij dat ze bestaan
De man ziet zijn spiegelbeeld
wat ouder meer getekend
een glimlach plooit zijn lippen
hij laat zich niet verslaan
Leunend tegen de kussens
houdt de oude man
zijn armen voor zich uitgestrekt
de spiegel voor zijn gezicht
Met het uitblazen van
zijn laatste adem
ziet hij in een flits van helderheid
uiteindelijk zijn ware gezicht
Zeeballade
Golven met
schuimkoppen op de top
rollen
speels het strand op
en leggen
een schelpentapijt
in een
kleurig patroon op het zand
Dan jaagt de
wind de golven op
en het
donderend geraas
van het
aanstormende water
doorbreekt
de serene stilte
Dreigend
verovert de zee het land
met een
nietsontziende kracht
neemt de zee
als overwinnaar
vele
trofeeën met zich mee
En de zee
weer tot rust gekomen
toont haar
andere gezicht
Dromerig
lieflijk stromend
badend in de
zonnestralen
is zij haar
eigen vergezicht
Woordendroom
Anna houdt
van woorden
die haar al
lezend bekoorden
elk woord is
een gedicht
elk woord is
van gewicht
Anna geeft
aan elk woord
de zin van
het bestaan
en laat op
deze manier
het woord
voortbestaan
Anna vangt
de woorden
haar woorden
in een droom
de tijd
staat even stil
maar niet de
woordenstroom
Anna’s
woorden
lijken op
akkoorden
zijzelf is
de componist
en geen
woord wordt gewist
Aan Anna is
het woord
Mijn lief
Als voor mijn ogen je beeld verglijdt,
mijn oren het fluisteren van je stem
niet meer horen,
mijn lichaam verstoken van streling blijft,
dan heb ik alles verloren.
Vadertje
Tijd
Recht van gestalte met vaste tred
wandelend door de tijd
Neemt hij verwonderd alles in zich op
en voelt al iets van spijt
De tijd die nooit stilstaat
neemt hem bij de hand
Vermoeid oud en gebogen
Loopt hij op zijn laatste benen
naar de eeuwigheid
De
Beeldhouwer
Strelend dwalen zijn handen over het blok marmer
koud en toch zo warm
met zijn ogen de natuurlijke lijnen volgend
ontstaat in zijn hoofd het beeld dat hij wil scheppen
Met de volkomen stilte om hem heen
beweegt hij zich als in een droom
Liefkozend strijkt hij over zijn beitel
en voelt hoe zijn hand als vanzelf in beweging komt
Met een glimlach houwt hij in op de steen
de eerste inkerving is gemaakt
Koortsachtig werkt hij verder een blos op de wangen
en voelt hoe het marmer van vorm verandert
Hij voelt geen moeheid, wordt voortgedreven
al scheppend voelt hij dat hij leeft
Na de laatste slag laat hij de beitel vallen
en voelt verwondert dat hij beeft
Wankelend richt de beeldhouwer zich op
en staat oog in oog met de volmaakte vrouw
Tederheid welt in hem op
hij slaat zijn armen om het beeld en
zweert haar eeuwig trouw