HIJ
IS IN HET DIEPST VAN
MIJN
GEDACHTEN
gaat
hij achter het huis uit…
zie
je hem weggaan…
nee
in werkelijkheid is hij nooit weg
hij
is in en rond het huis
hij
verlaat mij nooit
toen
ik klein was heeft hij voor mij gezorgd
hij
heeft ervoor gezorgd dat ik besta
wat
is hij?
een
turk, een zuid-afrikaan
dat
vraag je toch niet
hij
heeft mij uitgestoten dat is waar
maar
niet echt uitgestoten nee
uit
liefde heeft hij zichzelf gegeven
zover
als mijn herinnering gaat
altijd
zat ik in een ei van spinsels opgesloten
vader
heeft mij eruit gekaatst
hij
heeft mij in de tijd geschoten
ik
heb zijn liefde verdragen
hij
was het begin
en
daarna
vader
heeft naast mijn wieg gestaan
mijn
vader heeft in blijdschap mij bezongen
op
de akkers van zijn land
(restoring
conception)
(Uit
de bundel GEBOGEN REGEN , Oijen, januari 1993. drukk. Graphiset.)
VOOR
MIJN MOEDER
herfst
ver
van huis
op
pleinen en in parken
spelen
kinderen nog laat
zij
tuurt vanuit
de
reeds besneeuwde hut
naar
vage schijnsels
oranje
in grijs
haar
daagt niets meer
dan
plotseling
een
laagje zon
door
de oprukkende mist
(Uit
BRABANT LITERAIR, Tilburg, 7 september 2002.)
HOEDJE
VOOR DWAALLICHTJES
uit
bewondering
(voor
Christus mijn oude vriend)
Ramen
piepen er.
Hij
voelt de trek.
De
kaarsvlam staat kalm in het hart.
(Uit
de bundel HOEDJE VOOR DWAALLICHTJES, Uden, januari 1997)
DE
OUDE GNOE
ik
ben de oude gnoe
die
graast in eigen wildernis
soms
wuif ik traag mijn gnoeënstaart
vergetend
wat
het
leven is
(Uit
de bundel BANDBREEDTE, Grave, 1999)
DOEJONG
ja
ik ben een doejong
ik
lig bij madagascar in de zee
mijn
vadsig leven valt niet mee
soms
komt mijn lijf traag boven water
en
even later
zinkt
het
gewoon
weer
naar
be-
nee
(Uit
de bundel WATERMUZE, Grave 2001.)
ONTBINDING
Voordat
hij stierf
zocht
hij de deur en
trok
hem in het slot
en
zij sprak kom je nog bij
mij
en zij dacht o mijn god
voordat
hij stierf
nam
hij een steen
vervloekte
hij haar stam
en
zij riep vader kom bij
mij
en zei ik bouw de dam
voordat
hij stierf
groef
hij zijn graf
zijn
vuist in haar gezicht
en
zij zong kijk hij opent mij
hij
slaat zijn hemel dicht
maar
toen hij stierf
zocht
hij de deur en
brak
hij uit het slot
en
jubelend stond zij voor hem
met
hem gaat ook zijn god
en
toen het alles over was
toen
stond zij voor het raam
acht
witte vogels vlogen uit
ze
vlogen op en streken neer
en
schreven daar in morgenlicht
over
het blauwe land haar naam.
(Uit
de bundel DE VERTE ROEPT, Rosmalen, maart 2003.)
VOOR
GIJS
vroeg
winter
stil
is het hier
ik
wandel weer alleen
door
die brabantse dreef
die
nu besneeuwd en eindeloos vooruit ligt
diep
in mij ontstaat een vraag
een
vraag om vrede
en
zie er landt een duif op de akker
ik
denk als ik nu kijk dan vliegt ze op
ik
denk als ik nu niet aan haar denk blijft ze zitten
ik
denk dat ik kijk
de
duif vliegt op
(Uit
de bundel UIT GOED HOUT GESNEDEN, Grave, maart 2004.)