|
Hans
Manders Dingen Het arrogante denken dat de dingen Niet levend dus ook minderwaardig zijn En dat ze in hun ding-zijn, groot of klein, Zich willoos door wie wel leeft laten dwingen Of dat we altijd hevig staan te dringen De wereld zien als eigen jachtterrein En dingen als een deel van ons domein Waarmee we ons bezitterig omringen Van alles wat de dingen ondergingen Omdat men denkt ze voelen toch geen pijn Je zou als ding er uit je vel van springen Of op zijn minst geen ding meer willen zijn Maar steeds weer blijkt: een ding kan zich bedwingen Het heeft geen last van onrust in zijn brein
|