PAK
’M BEET. . .
(Kun
je de lettertjes al mooi tekenen, kalligraferen,
dan
ben je nog geen letterkundige,
maar
al wel een letterkunstige.)
Het
is druk op ’t schoolplein. Speelkwartier. Zo op het eerste gezicht
lijkt het alsof alle kleuren van de regenboog door elkaar rennen en
rollen. Een dierentuin van geluiden stijgt boven dit alles uit. De
twee leerkrachten, meester Jacq en juffrouw Monique, die rustig
babbelend hun zoveelste ronde, rechthoek, over het plein voltooien,
hebben ongetwijfeld stalen zenuwen en kunnen liplezen (...). Een
Bruegheliaans schilderij, de Oude dan: "Kinderspelletjes".
Grote puinhoop dus. Met ditmaal de schoolmuren en de hoge heg als
omlijsting. In tweede instantie, wel na enig turen, net als bij
Brueghel, blijkt deze chaos echter Wiske-en-waarachtig enige regelmaat
te bevatten. Langzaam maar zeker valt voor je ogen heel het
schoolplein stil, en zie je de kinderen in groepjes met elkaar spelen.
De kleinsten, Groep 5, in en rond de zandbak of op het klimrek, de
groten rennend tussen de bomen. Rambo of Spartacus. Wat groepjes,
lachend, gillend, wat geklieder bij een laatste plas en zelfs een tros
meisjes dat ouderwets touwtjespringt.
Achter
gesloten ramen, met uitzicht op dit plein, echter met dichtgedraaide
lamellen, zit de meester van Groep 8 in de lerarenkamer met het
onlangs door de school aangeschafte elektronisch orgeltje. Niet zo’n
treurig muurorgel, vol trekregisters en zware voetpedalen, maar een
up-to-date "Casio Keyboard", dat je zo op een tafel kunt
leggen. Dat uitstekend is te gebruiken bij de muzieklessen, klas na
klas. Alleen de stekker in ’t stopcontact, één druk op de knop en
je hebt muziek. Vijfenzeventig centimeter lang, vijftien diep, zo’n
vijf centimeter hoog. Links en rechts twee ingebouwde speakers voor
een snoeihard stereogeluid. Een lange rij witte, met zwart
afgewisselde, minitoetsen, het klavier. Daarboven nog zo’n vijftien
andere knopjes...schuifjes…draaiertjes... in allerlei formaten en in
alle kleuren van de regenboog. Keuze uit wel vijftig muzikale klanken.
Zoals kerk- en jazzorgel. Piano, viool, dwarsfluit, noem maar op. Met
als klap op de vuurpijl een ingebouwde drummachine, goed voor ook
vijftig verschillende begeleidingsritmes. Rock & roll, reggae,
disco, wals. Voortaan zal het pas echt gaan swingen tijdens het
liedjes zingen. Omdat meester Frans-Jozef, met een streepje er tussen,
als tiener pianoles heeft genoten, mag hij nu als eerste leerkracht
dit wonderorgeltje aan een serieuze inspectie onderwerpen.
Op
het schoolplein heeft ondertussen een groepje uitgerende, sjansgrage
jongens zich bij de touwjespringende meisjes gevoegd. Of ze mee mogen
doen. De meiden hebben geen bezwaar. Maar dat valt nog niet mee.
Precies op tijd tussen dat striemende koord duiken en in het goede
tempo mee omhoog springen. Juist wanneer het vuilwitte koord tegen de
tegels heeft geketst en weer naar boven gaat voor de volgende draai
moet je erin duiken. De benen uiteen, het bovenlijf naar voren
gebogen. Te laat of te vroeg en je botst pijnlijk tegen het touw, en
bent af. De grootste jongen uit Groep 7, Jeroen, zal het eens
proberen. Jeroen is populair bij de meisjes. Spijkerbroek met modieuze
verfvlekken, leren jackje met highschool-teksten, piekerig gelkuifje
op zijn gezonde Hollandse bol.
Meester
Frans-Jozef heeft in de lerarenkamer, met uitzicht op de rennende en
springende jeugd, maar hiervoor heeft hij geen aandacht, het rapritme
in de nieuwe Casio ontdekt. Ritme nr. 8. Hij wil nu met het
synthesizergeluid "Für Elise" van Ludwig von, of was ’t
nou van Beethoven, een fraai deuntje dat hij nog zo’n beetje uit
zijn hoofd kent, gaan spelen. Erg eenvoudig, maar "rap" is
wel in vierkwartsmaat. "Für Elise" was toch in driekwart?
Als hij de melodie aan de kids, het geteisem, wil laten horen en ook
enige indruk wil maken op dat schorriemorrie, zal hij "Für Elise"
behoorlijk moeten updaten met die rap eronder. Zijn rechterhand zweeft
inmiddels boven de toetsen en hij telt zachtjes, ‘1,2,3,4,
1,2,3,4. Verhip, dat valt nog niet mee. Wat staat dat tempo
hoog. 120 tikken per minuut. Tempo wat naar beneden duwen, 108
is snel genoeg, we hoeven de laatste trein niet te halen.’ Weer
tellen, ‘1, 2, 3, 4, 1, 2, 3, 4,’ en precies op het
moment dat Jeroen Leenaards tussen het koord duikt en omhoog springt
voor de eerste draai, toetst meester Frans-Jozef op de eerste tel, de
openingsnoot in, een hoge e, van "F. E." en speelt ietwat
krampachtig verder.
Jeroen
blijft springen op "F.E." in rapritme. Als je vanuit de
lerarenkamer naar buiten zou kijken, maar meester Frans-Jozef heeft
het te druk:
‘Pak
’m Beet. . . hoven.’ roept hij luid.
Uit
"SpontaniTIJD" (een schrijverslachboek) –
Doorgeverij ZINDEREND 2004.