CuBra

INHOUD HOPPEN- BROUWERS
HOME
NATUUR
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS

Print Pagina
Deze gedichten zijn afkomstig uit de bundel 'Calendarium poeticum - Een galerij van dagen'; de nummering en datering verwijzen daarnaar.
 

FRANS HOPPENBROUWERS
Gedichten over wilde planten

LXXVII           Ranunculus ficaria

                        17 maart; Speenkruid

 

Dit malse kruid, dit sieraad, ongekroond,

begroet ik steeds met half geloken ogen

en ieder jaar tot in mijn ziel bewogen,

word ik, verguld tot in het hart, beloond.

 

Dit kruid gedijt aan boorden van rivieren

die 's winters zwellend uit hun bedding treden,

met vette klei het groene land bekleden,

dat keel geeft aan de stem der populieren.

 

Dit boterkruid dat in het eerste licht

zich stil ontvouwt om zijn gewaad te tonen,

dit zonnegeel, dat als een ijlbericht

 

de wandelaar wil groeten en belonen,

opdat hij, sterk op tederheid gericht,

het winterbed weer hoopvol op zal schonen.

 


 

CXXXI           Sarothammus scoparius

                        10 mei; Brem

 

De volheid zal vandaag haar uier legen,

zo vettig vonkt het overvol bestaan

en luid roert zich de roep om welgedaan,

ontlaadt zich dan in honing en in regen.

 

Ik hoor de bomen haast volmondig praten,

en van ontroering trilt hun zware stem,

omdat de gouden weldaad van de brem

de kosten heelt die uitgaan voor de baten.

 

Als gele vonken dansend door het veld,

zo gaart de brem bewonderende blikken

van haar en mij die niet voor goud of geld

 

op ruiten van vergane glorie tikken,

maar altijd vieren wat het nu ons stelt:

zo hoeven wij ook nimmer af te kicken.

 


 

CLXI           Papaver somniferum

            9 juni; Slaapbol

 

Zo ik niet aan jouw schoonheid ben verslaafd

dan toch voorzeker aan je sluikse roem,

waarvan ik de vergetelheid maar noem

die pijn en hartzeer stilt en ondergraaft.

 

Geniet vooreerst van de wat weke bloem

die zich aan zon en volle hitte laaft,

totdat de vrucht de boze tongen staaft

van nimf en muze, drinkend van haar doem.

 

Geen koning zal haar vruchten durven kerven

en druppels vangen van haar giftig sap,

omdat hij nacht noch duivelsbroed wil erven

 

uit kom en bolster van de kleine nap

om deel te hebben aan het zalig sterven:

een keurvorst doet geen onvoorziene stap.

 


 

CLXXII           Valeriana officinalis

                        20 juni; Valeriaan

 

Dit schermkruid koestert niet de eigen lust,

al weet het van de nerven der neurosen;

haar witte bloesems nijgen soms naar blozen

als men haar roemt als bron van zielerust.

 

Moeras en broek heeft ze als plaats gekozen,

waar onweerlegd een boze geest in steekt,

wier macht zij stil maar onvermoeibaar breekt,

opdat geen plant zijn magisch gif zal lozen.

 

Gewijde vleugels, ingetogen veren,

in deugdzaamheid en vredigheid ontvouwd,

in haar verstilt het dagelijks begeren.

 

En wie gedwee op haar beraad vertrouwt,

zal in de ziel geen evenwicht ontberen,

hoezeer de wereld scheve torens bouwt.


 

CLXXXIII       Verbascum thapsus

                        1 juli; Koningskaars

 

Ik haal mijn troost bij voorkeur uit mijn tuin,

uit alles wat daar ongevraagd wil bloeien

en regelrecht naar lucht en licht wil groeien,

waar alles geurt naar weldaad en fortuin.

 

Waar theologen zich alsmaar vermoeien

om beeld en richting van de hoogste kruin,

vind ik basale lagen in mijn tuin,

mystieke zaken die het woord ontgroeien.

 

De koningskaars, aan duister stof ontstegen,

zoekt naar de glorie van het volle licht

en komt daarna geen tegenzet meer tegen.

 

Ze geeft het graf een koninklijk gezicht,

degenereert de vraag naar vloek of zegen,

daar ze als kaars van recht en heil bericht.

 


 

CXCII Eupatorium cannabinum

                        10 juli; Koninginnekruid

 

De heerszucht van het koninginnekruid,

de exaltatie langs de boerensloot

- hooghartig wijf begeerd door de despoot -

de schelle lach van de verbeurde bruid,

 

verwerp de adeldom in blad en bloem

en laat de nectar naar ontbinding ruiken,

zoals de rietvoorns rottend in de fuiken;

ontdoe het wazig deemsterkleed van roem.

 

Een keur van duizendogige insecten

die kermis vierden op het bloemig hoofd

waaruit de lijklucht van de nectar lekte,

 

heeft het van macht en koningschap beroofd

en nederig voegt het zich bij de sekte

die slechts in dood en ondergang gelooft.