PETRARCA
REIST ONGEWAPEND DOOR DE ARDENNEN
In
nevel knarsen wielen door de wouden.
De
paarden houden bijna voor bevel al halt.
Zij
liepen reeds op duizend heuvels en langs
duizend
beken. Rust nu, tussen vreemde bomen.
Herkent
de dichter van de buizerd en de sperwer
het
verschil in klank? Hij krabt zich in het haar, stapt wat rond
vanwege
stijve leden. Naast hem staren donkere vijvers
in
stomme schijn omhoog, als ganzen naar een onweer.
Hij
peinst. Het bestaan plooit zich volgens hem
steeds
naar voorspellingen. Voltrek u, wonder, elke keer
opnieuw
aan hem: ook in deze onbekende hellingen
ziet
hij van zijn lief contouren. Ze stemmen hem droef.
Hij
kent de grenzen van de wereld niet zo goed.
Wat
is er al gebeurd in streken waar hij nooit van hoorde?
Ook
daar toch gloorde dagelijks de zon,
begon
het daveren van leven steeds opnieuw.
Op
ruige wol het moede hoofd. In zijn slaap
palaveren
politici, gooien krijgers dolken naar een wolk
en
schilt een Laura peertjes. Dan slaat trillend licht
in
het hart van zijn dromen: vertrek naakt.
Francesco
raakt wat natte neuzen aan. Hij doet een plas
tussen
de wilde weit. En stijgt dan op.
Verschenen
in De Brakke Hond,
nummer
79, Antwerpen, zomer 2003
HAVENBEELD
Wees
gerust oude golven, niemand
weet
de weg. Wij zwerven helemaal thuis.
Bollend
als een meisjeshandschrift troost
uit
regen op kranen. Wit krijt,
uitlopende
tekens. De wereld is zo wijd:
meeuwen
scheren krijsend langs de gilling
Verschenen
in De Brakke Hond,
nummer
79, Antwerpen, zomer 2003
WINTERLANDSCHAP
MET KAUWTJES
Bij
het schilderij van Valerius De Saedeleer
Zie,
alles begint. Schaduw knaagt aan
de
leegte der velden. Onverbiddelijke ontvouwing.
In
dit kader hebben heuvels recht op stilstand,
bomen
en avondval niet. O, deze afwezigheid van nabij.
Winter
kent geen verdriet maar strak als een zwangere buik
is
de ziel vol kreupelhout. Veel moet hier niet gebeuren.
Verschenen
in Revolver,
28ste
jaargang, nummer 111, Antwerpen, september 2001
BUITEN
IN MAART
Ook
dit jaar opnieuw een maandlang maart, veel buiten
nu.
Herinner me hoe ik, de voeten vast in zegelaarde,
in
de polder naar de vroege eerste kwikstaart staarde
onder
prille lentezon en dat wat later die dag de ruiten
haast
bezweken onder plotselinge storm. Een buur alleen
hield
zich voor dat ook gebroken harten blijven kloppen,
maar
bouwde zich een kooi rond de ziel. De stoppen
sloegen
door, winter sloeg wild weer om zich heen.
Vandaag
kiemt in alle tuinen schrikbarend groen de bladsla.
Lente,
net van stal, laat blauwe wolkjes uit de neusgaten stromen.
Ze
hangen boven deze vette akkers als pas ontwaakte dromen.
Wind
brengt uit een verre radio meerstemmig vlagen Abba.
Verschenen
in 2002 - 12 gedichten omarmend rijm, uitgegeven door de Stichting voor
kunst en cultuur Noord-Brabant en het Noord-Brabants Genootschap,
's-Hertogenbosch, januari 2002
STABILITAS
LOCI
Lamellen
breken zonlicht. Buiten ballen kinderen.
Ik
kan ze horen. Vreugdekreetjes om ik weet niet wat.
De
kamer droomt dat zij kajuit is.
Op
straat speelt het leven zich af als een parodie
op
zichzelf. In boodschappentassen herkennen
tussen
karton ajuinen en prei elkaar als verwanten.
Lippen
praten elkaar naar de mond met woorden
leeg
als kraters. In de verte stapt een man een kerk binnen.
Dezelfde
wereld is er anders voor wie zich welkom weet.
Hier
zwijgt de telefoon met het ritme van een goederentrein.
Ik
huiver van begrip: nooit is het te laat om te blijven
waar
men is. Nooit te laat is het. Het is altijd tijd.
Uit
Afglans - Gedichten 1972-1997,
Uitgeverij
WEL, Bergen op Zoom, 1997
ANTONIUS
ABT
De
lens scherp: deze trage stenen vader in snelle dagen
ligt
hier rustig, als een kei gekapt voor de wind. Met blik
en
stoffer zijn in hem van jarenoude zangen echo's
op
te vegen, eens gevangen in het koor nu neer gegleden
tussen
offerblok en biechtstoel. Dit sacramentenhuis raakte
inmiddels
zwaar ontvolkt, doch kolkt nog van gebeden.
In
wieroken herinnering de wanden glanzen dof, en in
het
stof langs glas-in-lood komt stilte nauwelijks tot bedaren.
Veel
buren waren hier van doop tot trouw tot in de dood.
Maar
dit gebouw behoudt een hoop: de muren blijven
leven
bergen, vormen ook voor kinderen op komst straks
het
decor van jeugdherinnering, van werelds thuis.
En
God? Die knijpt een oogje toe, verheft zijn hart.
Antonius
Abt is een kerk in Bergen op Zoom. Het gedicht verscheen in de
bloemlezing Brabant dichterlijk belicht, Stichting Achterland, Zeist,
2000
IK
MOEST NOG LEREN SCHRIJVEN
Vingers
in aangeslagen adem dansend op koeren
van
nabije duiven. Eerder op verweerde ruiten tekens
dan
op papier. Wat wist ik wat ik niet mocht weten?
Dakkapel
vol glanzende ogen. Verlangen pal
als
een bloeiende klaproos. Andere tijd.
Uit
de muffe plunjezak die geduldig op herhaling
wacht
plukt mijn kleine lichaam de bekende
helm:
het speelt soldaat geruisloos om verwante slaap
niet
te verstoren. Herinner me van voorspelbaarheid
cadans
maar niet meer wat het ventje dat aan mij begon
toen
dacht. O, zondag: vang toch snel uw trage feesten aan.
Uit
In de buurt van de wereld,
uitgeverij
Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2002
WINTER
Pluchen
intermezzo in een café met vlokschuim
tegen
ramen. In driekwartsmaat danst zich
een
scherzo neonschijnsel door. Ruim gedachten op.
Hoor
klanten klagen over gladheid, kou
en
leegte buiten. Ik snap hen niet. December
is
beloftevol: een maand die wind in haar
en
ogen toe smijt, een extra glans nog geeft
aan
geur van mandarijnen onder nagels en aan avond.
Voor
zulk begrip is men zo doof als tarwe.
Blik
op nabije tuin dan maar: daar
willen
rode bessen winter zeggen
Verschenen
in Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift,
18de
jaargang, nummer 66, Antwerpen, lente 2000
MAN
MET REGENSCHERM
Bij
een tekening van Fernand Khnopff
Valt
een bui. Langs hem heen. 1884.
Van
hedendaags belang ontdaan is hier meneer
Edmond
Picard slechts prachtig weggezette man
die
een verzonnen zwezerik van kalf at, en volgens mij
dronk
hij daarna nog lui wat bier.
Dat
toch de wereld kaal is. Gedachte. Half op weg.
Zijn
hoofd zit vol waardinnenboezem en potdicht
van
de Wagnerdeunen. Hij is regenschermglad
van
zin in meer. Heet wat zich daar vlak voor hem
in
een plas legt nu nog schaduw of past in dit weer
een
ander woord? Zwijgend als vermoord kijkt hij
schuw
van alle leegte amper schamper
Verschenen
in de catalogus A(rt)ssenede 2001, uitgebracht bij de zesde editie van
het kunst- en poëziefestival, Assenede, augustus 2001
VEERTIG
LAARZEN
Twintig
man. Arm-in-arm. Vondst bij graven
voor
de bouw van een fabriek. Samen fluitend trokken
deze
jongens vrolijk ooit het water over. Er moest
een
Grote Oorlog, en zij, zij zouden daar wel even.
Door
bakeliet van telefoons over de schans en kogels
tegemoet
gestuurd hield voor hen, Arras in '17,
het
leven zomaar halt. Koppig bot dat gebroken wit
in
van nog meer zwangere grond op later wachtte.
Onder
verse klaver en bloeiende netel de blikken dood
naar
boven gericht in leeggegeten kassen.
Nu
van de aarde de opperhuid is weggeharkt,
liggen
zij elleboog in elleboog een Holbein na te doen
met
aan hun voeten nog in goede staat hun laarzen.
Uit
In de buurt van de wereld,
uitgeverij
Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2002
LA
DOUBLE VIE DE VÉRONIQUE
Bij
de film van Krysztof Kieslowski
Een
ogenblik pal, het lijkt een jaar te duren.
Zij
schroeit zich aan haar eigen beeld - zonder
spiegel,
lensloos zelfs. Ziel vanwege onvermoede
dubbelgangster
tot in eeuwigheid verscheurd.
Daar
zit ze uit het venster van een trein te turen:
het
vertekent, maakt strakke vormen ronder
en
haar voor nog eens zo'n herkenning op haar hoede.
Zij
weet zichzelf in duplo nu. Avondval verkleurt
de
stad, werpt vreemde schaduwen op muren.
Ach
Veronika, wat ga je mooi in zang ten onder
Verschenen
in Deus ex Machina,
23ste
jaargang, nummer 88, Sint-Niklaas, 1999