DE
TEMPEL VAN DE POEZIE I
Scherper
dan jouw boos fluisterende stem
strijkt
de waarheidsstraal ’s nachts over de wereld
in
mijn hoofd, over de doorweekte schors van taal,
waar
de mannen die ik ben denken te slapen.
Haar
blauwe licht legt vele milligrammen bloot,
het
kruien van Phytocalm en Temazepam,
en
dringt door tot in de wuivende valeriaan
waar
de leraar op zijn zwarte bord de afstand
berekent
tot het Zuiderkruis waarnaar de tempel
zich
richt. Hij ontleedt wat moeder haar zoon
dagelijks
op vier knieën deed bidden, en ontkent
elke
vorm van bijwerking, in aller belang.
DE
TEMPEL VAN DE POEZIE II
Zij
belicht zijn hand, tastend al naar een stok,
het
kalkstof van zijn stem, zijn droge mond
die
de vorm aanneemt voor de zoetere woorden
van
de minnaar, snakkend in vastgesnokte lakens.
Zij
opent zijn ogen vol trouw, ontvouwt vuisten,
ontdoet
hem van familie, de betekenis van namen.
Hij
wentelt en keert, likt dwangmatig hun nerven,
liegt
met zijn lijf dat zich in verlangen vertakt.
En
licht ze door: de moeder met te ruwe tepels,
de
Maagd op het medaillon, de buurvrouw met
de
handen vol sop, het meisje in het kapotte park.
En
jou. Voor minder neemt hij de liefde voor lief.
DE
TEMPEL VAN DE POEZIE III
Diep,
dieper nog, opnieuw brekend in het stilst
van
dit gebouw vol tegenspraak en schrik,
valt
zij samen met haar oorsprong, het hoofd
van
de dichter, waar het woedt en wordt.
We
zijn al zo lang moe, willen verder dromen
maar
hij beidt zijn tijd buiten het tikken, het slaan,
schrijft
over beiden, opent het geheim van moeder en
zoon,
verkleedt en schminkt ze als vader en dochter.
Bij
dageraad breekt hij op, laat ons zijn kaart,
het
onbetaald verlof uit de winterse wonden thuis.
Wij
willen niet uit de tempel die hier in het woud
zou
staan. Overgroeid, onvindbaar moet bestaan.
THE
TEMPLE OF POETRY I
Sharper
than your angry, whispering voice
the
night’s ray of truth strikes across the world
in
my head, over the soaked cortex of language,
where
the men who I am think they are sleeping.
Its
azure light lays bare many milligrammes,
the
drifting of Phytocalm and Temazepam,
forcing
a path to the waving valerian
where
the teacher on his blackboard calculates
the
distance to the Southern Cross, to which
the
temple is oriented. He dissects what the mother daily
made
her son pray on four knees, and disclaims
every
form of side effects, in everyone’s interest.
THE
TEMPLE OF POETRY II
She
illuminates his hand, already feeling for a stick,
the
quicklime of his voice, his dry mouth
that
assumes the form for the sweeter words
of
the lover, gasping in tugged-tight sheets.
She
opens his eyes full of faith, unfolds fists,
strips
him of family, the meaning of names.
He
tosses and turns, licks their nerves compulsively,
lies
with his body that splits up in longing.
And
transilluminates them: the mother with the coarse nipples,
the
Lady on the medallion, the women next door with
her
hands full of soapsuds, the girl in the ruined park.
And
you. He takes love as his love for less.
THE
TEMPLE OF POETRY III
Deep,
yet deeper, breaking anew in the most silent
of
this building full of denials and fear,
it
coincides with its origin, the poet’s head
where
there’s raging and paging.
We’ve
been tired for so long, want to dream on
but
he bides his time beyond the ticking, the chiming,
writes
about both, unveils the secret of mother and
son,
disguises and makes them up as father and daughter.
When
dawn comes he leaves, leaves us his card,
the
unpaid leave from the winter wounds at home.
We
do not wish to quit the temple that should stand here
in
the wood. Overgrown, untraceably, must exist.
Translation:
John Irons.He was born in the English town of Harrogate in 1942. He
studied modern languages at Cambridge, before doing research in Dutch
and completing his doctorate on The development of Imagery in the Poetry
of P.C. Boutens. He moved to Scandinavia in 1968 and has lived most of
the time since then in the Danish city of Odense. He has been active as
a translator of poetry for many years. His translations of Dutch poetry
include such writers as Hugo Claus, Albert Hagenaars, Gerrit Komrij and
Rutger Kopland. He is also a regular contributor to Poetry International
in Rotterdam.
TROPENDRIFT
/ TROPICAL DRIFT, 2003. Uitgeverij In de Knipscheer.
PERSSTEMMEN
OVER TROPENDRIFT
De dichter
onderneemt in diverse gedaanten zijn tocht door Zuid-Azië. Hij
verplaatst zich in ouders en kinderen, soldaten en geliefden. Ook
schrijft hij over de speciale band tussen moeders en zonen en die tussen
vaders en dochters en het dwangmatige aspect daarvan. In de relatie van
de ‘ik’ met zijn oosterse geliefde is er sprake van een synthese.
Het gaat dus om ‘verplaatsingen’ in de meest ruime zin. Hij reist
door de geografische ruimte. De tijd omvat behalve de duur van de reis
ook het verleden, tijd vóór zijn geboorte. Daarbij ‘verplaatst’
hij zich in mensen die hij leert kennen of hoort en leest in verhalen.
Albert Hagenaars past dit toe op een niet-expliciete manier die
intrigeert. Hij houdt ‘het geheim’ in deze zeer consistente cyclus
gevangen. //
De levens van ouders hebben hun directe neerslag op die van de kinderen.
En wij allen zijn indirect verbonden met de vele, vele mensen, die door
de grote gebeurtenissen in de geschiedenis werden en worden getroffen.
Steeds worden ook verhalen uit die geschiedenis herschreven, ‘vervalst’
of verzwegen.//
Formules
die de wereld willen verklaren, geven geen verklaring voor het leed.
Sterk in deze poëzie is dat Hagenaars geregeld de fictieve gedaante
benadrukt van de opgevoerde personages. Gelijk de ‘ik’ een literair
personage is. Zij zijn de uitkomsten van feiten, voorstellingen en
vervalsingen. Dat maakte hen nog tragischer. Het ware kan niet worden
achterhaald.
Y. NÉ - BN/DE STEM
Zo blijkt de reis een tocht naar binnen. Naar het eigen leven, naar de
eigen relaties, naar eigen emoties, inzichten, herinneringen en
eerlijkheid. En daarmee is het niet altijd even goed gesteld.//
Verraad,
onbespreekbare familiegeheimen, ontucht en landverhuizers op een zondige
weg naar een volgende toekomst, dat zijn de betekenissen en associaties
die deze goed geconstrueerde regels projecteren tegen het achterdoek van
een exotisch en woelig verleden.//
Oorlog
en geweld zijn de thema’s waar het in deze bundel om draait. De
Jappenkampen, de Birmaspoorlijn, ook de oorlog in Vietnam en de coup van
Suharto, maar al deze voorbeelden uit de menselijke geschiedenis worden
niet uitsluitend aangehaald om te bewijzen hoe slecht het met de
vooruitgang is gesteld. Ze bewijzen dat vrede geen zaken van staten is
maar van mensen die tot inzicht zijn gekomen. Die geleden hebben en dat
grote en het kleine persoonlijke leed verwerkt hebben.
Hagenaars
wil met deze knappe gedichten ook internationaal erkenning afdwingen.
Daarom is de bundel tweetalig, links steeds de fraaie Engelse vertaling
door John Irons, rechts daaropvolgend het oorspronkelijke Nederlands.
CAMIEL
HAMANS - BRABANT CULTUREEL
De bundel Tropendrift vormt de neerslag van een bedevaart door Zuid-Oost
Azië en de Gordel van Smaragd. De tocht staat symbool voor de
menselijke speurtocht naar harmonie.
In de Borobudur, het boeddhistische heiligdom op het Indonesische eiland
Java, vond Hagenaars een blauwdruk voor de structuur van Tropendrift.
‘Bij de Borobudur passeer je al die reliëfs, vergelijkbaar met onze
reliëfs, die op de computer staan. Maar op het hoogste punt, bij de
bovenste stoepa, vind je niets, dat wil zeggen: geen godheid die
aanbeden wordt. Tenslotte draait het om je eigen inzicht’.
NICK J. SWART – BRABANTS DAGBLAD
In deze tweetalige dichtbundel (Nederlands en Engels) beantwoorden de
tropen allang niet meer aan jongensachtige dromen van palmen, tempels en
aapjes. Glas, staal en razend verkeer contrasteren met loerende ogen in
het struikgewas, oosterse trots verzet zich tegen westerse hoogmoed.
Vooral in het huidige Indonesië speelt het verleden van lang verzwegen
familiegeheimen mee. Vaak wordt dat gesymboliseerd in de figuur van de
vader: angstwekkend geüniformeerd of ‘met lieve kampogen’. Op de
Borobudur kan de wijsheid van de Boeddha de realiteit van afval en stank
nauwelijks verhullen. Wat sterk overkomt, is de sfeer van dreiging en
angst. Een verrassende bundel.
Nederlandse
Bibliotheek Dienst – Els van Geene
Ik verdwaal in een netwerk van relaties van vrienden, vrouwen,
vriendinnen, vaders, moeders, opa's. Ik kan er geen touw aan vast knopen.
De 'ik' in de gedichten bedrijft veelvuldig de liefde. Wordt dat mooi
beschreven? Nee. Naarmate ik vorder, wordt het lezen zeer vermoeiend. Dat
komt omdat Hagenaars vaak beeldspraak gebruikt waarbij ík mij niets kan
voorstellen. Het zal misschien aan mij liggen.
Atze
van Wieren – Meander (voorjaar 2004)
Bij Albert Hagenaars is het trouwens sowieso onduidelijk of hij het wel
over zijn huidige zelf heeft, want hij torst immers meerdere zielen in de
borst, getuige in mijn hoofd […], waar de mannen die ik ben denken te
slapen (uit De tempel van de poëzie I). Intrigerend is de
vervlechting van heden en verleden, een procédé dat Hagenaars geregeld
pakkend toepast.
Albert
Hagenaars staat ook garant voor beklijvende beelden als: Het meer te
diep voor de zon. Jij voor mij en Ik was een jonge man en bevocht
het niet en Toen ik vroeg naar vroeger en Het lemmet trilt
na in de stam. Jij in mij en vooral het onvergetelijke het kwaad
dat over de rand van de doopvont komt.
De
bundel is zo hecht gecomponeerd dat de gedichten amper op zich gelezen
kunnen worden. Dat geeft het geheel een verhalend karakter. Je zou deze
bundel kunnen lezen als een poëtisch reisverslag.
Bert
Bevers – Stroom (no.12, maart 2004)