INHOUD HAGENAARS
HOME
POEZIE
TEKSTEN
AUTEURS

Print pagina

Albert Hagenaars
Tropendrift

DE TEMPEL VAN DE POEZIE I

 

Scherper dan jouw boos fluisterende stem

strijkt de waarheidsstraal ’s nachts over de wereld

in mijn hoofd, over de doorweekte schors van taal,

waar de mannen die ik ben denken te slapen.

 

Haar blauwe licht legt vele milligrammen bloot,

het kruien van Phytocalm en Temazepam,

en dringt door tot in de wuivende valeriaan

waar de leraar op zijn zwarte bord de afstand

 

berekent tot het Zuiderkruis waarnaar de tempel

zich richt. Hij ontleedt wat moeder haar zoon

dagelijks op vier knieën deed bidden, en ontkent

elke vorm van bijwerking, in aller belang.

 

 

 

DE TEMPEL VAN DE POEZIE II

 

Zij belicht zijn hand, tastend al naar een stok,

het kalkstof van zijn stem, zijn droge mond

die de vorm aanneemt voor de zoetere woorden

van de minnaar, snakkend in vastgesnokte lakens.

 

Zij opent zijn ogen vol trouw, ontvouwt vuisten,

ontdoet hem van familie, de betekenis van namen.

Hij wentelt en keert, likt dwangmatig hun nerven,

liegt met zijn lijf dat zich in verlangen vertakt.

 

En licht ze door: de moeder met te ruwe tepels,

de Maagd op het medaillon, de buurvrouw met

de handen vol sop, het meisje in het kapotte park.

En jou. Voor minder neemt hij de liefde voor lief.

 

 

 

DE TEMPEL VAN DE POEZIE III

 

Diep, dieper nog, opnieuw brekend in het stilst

van dit gebouw vol tegenspraak en schrik,

valt zij samen met haar oorsprong, het hoofd

van de dichter, waar het woedt en wordt.

 

We zijn al zo lang moe, willen verder dromen

maar hij beidt zijn tijd buiten het tikken, het slaan,

schrijft over beiden, opent het geheim van moeder en

zoon, verkleedt en schminkt ze als vader en dochter.

 

Bij dageraad breekt hij op, laat ons zijn kaart,

het onbetaald verlof uit de winterse wonden thuis.

Wij willen niet uit de tempel die hier in het woud

zou staan. Overgroeid, onvindbaar moet bestaan.

 

 

 

THE TEMPLE OF POETRY I

 

Sharper than your angry, whispering voice

the night’s ray of truth strikes across the world

in my head, over the soaked cortex of language,

where the men who I am think they are sleeping.

 

Its azure light lays bare many milligrammes,

the drifting of Phytocalm and Temazepam,

forcing a path to the waving valerian

where the teacher on his blackboard calculates

 

the distance to the Southern Cross, to which

the temple is oriented. He dissects what the mother daily

made her son pray on four knees, and disclaims

every form of side effects, in everyone’s interest.

 

 

 

THE TEMPLE OF POETRY II

 

She illuminates his hand, already feeling for a stick,

the quicklime of his voice, his dry mouth

that assumes the form for the sweeter words

of the lover, gasping in tugged-tight sheets.

 

She opens his eyes full of faith, unfolds fists,

strips him of family, the meaning of names.

He tosses and turns, licks their nerves compulsively,

lies with his body that splits up in longing.

 

And transilluminates them: the mother with the coarse nipples,

the Lady on the medallion, the women next door with

her hands full of soapsuds, the girl in the ruined park.

And you. He takes love as his love for less.

 

 

 

THE TEMPLE OF POETRY III

 

Deep, yet deeper, breaking anew in the most silent

of this building full of denials and fear,

it coincides with its origin, the poet’s head

where there’s raging and paging.

 

We’ve been tired for so long, want to dream on

but he bides his time beyond the ticking, the chiming,

writes about both, unveils the secret of mother and

son, disguises and makes them up as father and daughter.

 

When dawn comes he leaves, leaves us his card,

the unpaid leave from the winter wounds at home.

We do not wish to quit the temple that should stand here

in the wood. Overgrown, untraceably, must exist.

 

Translation: John Irons.He was born in the English town of Harrogate in 1942. He studied modern languages at Cambridge, before doing research in Dutch and completing his doctorate on The development of Imagery in the Poetry of P.C. Boutens. He moved to Scandinavia in 1968 and has lived most of the time since then in the Danish city of Odense. He has been active as a translator of poetry for many years. His translations of Dutch poetry include such writers as Hugo Claus, Albert Hagenaars, Gerrit Komrij and Rutger Kopland. He is also a regular contributor to Poetry International in Rotterdam.

 

TROPENDRIFT / TROPICAL DRIFT, 2003. Uitgeverij In de Knipscheer.

PERSSTEMMEN OVER TROPENDRIFT

 

De dichter onderneemt in diverse gedaanten zijn tocht door Zuid-Azië. Hij verplaatst zich in ouders en kinderen, soldaten en geliefden. Ook schrijft hij over de speciale band tussen moeders en zonen en die tussen vaders en dochters en het dwangmatige aspect daarvan. In de relatie van de ‘ik’ met zijn oosterse geliefde is er sprake van een synthese. Het gaat dus om ‘verplaatsingen’ in de meest ruime zin. Hij reist door de geografische ruimte. De tijd omvat behalve de duur van de reis ook het verleden, tijd vóór zijn geboorte. Daarbij ‘verplaatst’ hij zich in mensen die hij leert kennen of hoort en leest in verhalen. Albert Hagenaars past dit toe op een niet-expliciete manier die intrigeert. Hij houdt ‘het geheim’ in deze zeer consistente cyclus gevangen. //

 

De levens van ouders hebben hun directe neerslag op die van de kinderen. En wij allen zijn indirect verbonden met de vele, vele mensen, die door de grote gebeurtenissen in de geschiedenis werden en worden getroffen. Steeds worden ook verhalen uit die geschiedenis herschreven, ‘vervalst’ of verzwegen.//

 

Formules die de wereld willen verklaren, geven geen verklaring voor het leed. Sterk in deze poëzie is dat Hagenaars geregeld de fictieve gedaante benadrukt van de opgevoerde personages. Gelijk de ‘ik’ een literair personage is. Zij zijn de uitkomsten van feiten, voorstellingen en vervalsingen. Dat maakte hen nog tragischer. Het ware kan niet worden achterhaald.

 

Y. NÉ - BN/DE STEM

 

 

Zo blijkt de reis een tocht naar binnen. Naar het eigen leven, naar de eigen relaties, naar eigen emoties, inzichten, herinneringen en eerlijkheid. En daarmee is het niet altijd even goed gesteld.//

Verraad, onbespreekbare familiegeheimen, ontucht en landverhuizers op een zondige weg naar een volgende toekomst, dat zijn de betekenissen en associaties die deze goed geconstrueerde regels projecteren tegen het achterdoek van een exotisch en woelig verleden.//

Oorlog en geweld zijn de thema’s waar het in deze bundel om draait. De Jappenkampen, de Birmaspoorlijn, ook de oorlog in Vietnam en de coup van Suharto, maar al deze voorbeelden uit de menselijke geschiedenis worden niet uitsluitend aangehaald om te bewijzen hoe slecht het met de vooruitgang is gesteld. Ze bewijzen dat vrede geen zaken van staten is maar van mensen die tot inzicht zijn gekomen. Die geleden hebben en dat grote en het kleine persoonlijke leed verwerkt hebben.

Hagenaars wil met deze knappe gedichten ook internationaal erkenning afdwingen. Daarom is de bundel tweetalig, links steeds de fraaie Engelse vertaling door John Irons, rechts daaropvolgend het oorspronkelijke Nederlands.

 

CAMIEL HAMANS - BRABANT CULTUREEL

 

 

De bundel Tropendrift vormt de neerslag van een bedevaart door Zuid-Oost Azië en de Gordel van Smaragd. De tocht staat symbool voor de menselijke speurtocht naar harmonie.

In de Borobudur, het boeddhistische heiligdom op het Indonesische eiland Java, vond Hagenaars een blauwdruk voor de structuur van Tropendrift. ‘Bij de Borobudur passeer je al die reliëfs, vergelijkbaar met onze reliëfs, die op de computer staan. Maar op het hoogste punt, bij de bovenste stoepa, vind je niets, dat wil zeggen: geen godheid die aanbeden wordt. Tenslotte draait het om je eigen inzicht’.

 

NICK J. SWART – BRABANTS DAGBLAD

 

In deze tweetalige dichtbundel (Nederlands en Engels) beantwoorden de tropen allang niet meer aan jongensachtige dromen van palmen, tempels en aapjes. Glas, staal en razend verkeer contrasteren met loerende ogen in het struikgewas, oosterse trots verzet zich tegen westerse hoogmoed. Vooral in het huidige Indonesië speelt het verleden van lang verzwegen familiegeheimen mee. Vaak wordt dat gesymboliseerd in de figuur van de vader: angstwekkend geüniformeerd of ‘met lieve kampogen’. Op de Borobudur kan de wijsheid van de Boeddha de realiteit van afval en stank nauwelijks verhullen. Wat sterk overkomt, is de sfeer van dreiging en angst. Een verrassende bundel.

Nederlandse Bibliotheek Dienst – Els van Geene

 

Ik verdwaal in een netwerk van relaties van vrienden, vrouwen, vriendinnen, vaders, moeders, opa's. Ik kan er geen touw aan vast knopen. De 'ik' in de gedichten bedrijft veelvuldig de liefde. Wordt dat mooi beschreven? Nee. Naarmate ik vorder, wordt het lezen zeer vermoeiend. Dat komt omdat Hagenaars vaak beeldspraak gebruikt waarbij ík mij niets kan voorstellen. Het zal misschien aan mij liggen.

Atze van Wieren – Meander (voorjaar 2004)

 

Bij Albert Hagenaars is het trouwens sowieso onduidelijk of hij het wel over zijn huidige zelf heeft, want hij torst immers meerdere zielen in de borst, getuige in mijn hoofd […], waar de mannen die ik ben denken te slapen (uit De tempel van de poëzie I). Intrigerend is de vervlechting van heden en verleden, een procédé dat Hagenaars geregeld pakkend toepast.

Albert Hagenaars staat ook garant voor beklijvende beelden als: Het meer te diep voor de zon. Jij voor mij en Ik was een jonge man en bevocht het niet en Toen ik vroeg naar vroeger en Het lemmet trilt na in de stam. Jij in mij en vooral het onvergetelijke het kwaad dat over de rand van de doopvont komt.

De bundel is zo hecht gecomponeerd dat de gedichten amper op zich gelezen kunnen worden. Dat geeft het geheel een verhalend karakter. Je zou deze bundel kunnen lezen als een poëtisch reisverslag.

Bert Bevers – Stroom (no.12, maart 2004)