daarom
de paardenbloemen geel
mijn lief
en ik
wij kwamen uit een bos
waar hoog
en donker
zachte fluisteringen waren
van wijze sparren
eindeloos veel wijze sparren
op een tapijt van mos
en voor ons
groots en weids
was daar ineens
zover wij kijken konden
een grote zee
van enkel paardenbloemen
een grote gele zee
die pijn deed aan de ogen
en o
reflecties van het geel
de bosrand
was
een blik terug
ook geel gaan glanzen
de hemel echter
was van puur
azuur
nu lichtend groen
mijn lief zei
god
wat is dit alles schoon
wat is dit alles veel
nu weet ik
zei zij
en haar stem
ging zingen
god is de kleur van geel