Buiten
ademt het crematorium nog de sfeer van de jaren dertig van de
vorige eeuw. Het is een van de eerste crematoria van ons land.
Binnen is het strak gemoderniseerd. Licht en smaakvol.
De
overledene was hoogbejaard, zesennegentig, en predikant in ruste.
Misschien zou hij de honderd hebben kunnen halen.
Niet door met roken te stoppen, maar wel als hij de laatste weken
niet geweigerd had nog te eten.
Hij wilde niet ook nog zijn laatste dochter overleven nu die ook
ongeneeslijk ziek bleek te zijn.
Er
werd mooi gesproken. De dominee roemde de eruditie en
ruimhartigheid van zijn vroegere voorganger.
Een Franse vriend, met het uiterlijk van een dichter, bevestigde
dat nog eens in lange poëtische zinnen.
Twee jonge violistes, ook uit Parijs, speelden tussendoor iets van
Debussy.
Als
laatste sprak een neef van rond de veertig. Hij had zijn verhaal
leuk opgebouwd, in taferelen.
Er
was een tafereel waarin hij geestig het beeld schetste van de
waslijn van het vakantiehuis in Frankrijk, waaraan oom Theodoor
het toiletpapier te drogen had gehangen.
En een van kort na de tweede wereldoorlog -dat had hij van horen
zeggen- waarin oom Theodoor niet uit het water durfde te komen
omdat de zee zijn uit dikke wol gebreide zwembroek had opgeëist.
De
anekdotes ontlokten telkens een glimlach aan het smalle gezicht
van de frêle weduwe.
De
neef hield het warm maar lichtvoetig. Tranen hoefden niet.
Tot hij aan het laatste tafereel kwam.
Dat ging over zijn laatste bezoek aan oom Theodoor, samen met zijn
zoontje.
'Oom Tee', had het jochie gevraagd, 'wilt u nog eens een kringetje
blazen?' 'Maar natuurlijk m'n jongen', had oom Theodoor gezegd.
Hij was rechtop gaan zitten, had zorgvuldig aan zijn sigaartje
getrokken en...(toen brak de stem van de spreker)... de mooiste
kring van zijn lange leven geblazen.
De
neef liep terug naar zijn vrouw en zoontje op de tweede rij en
beet zich op de lippen.
|