|
Piet Dietze
|
Achter de heuvels gloort het dageraadslicht, de dag breekt open. In spectrale dampen vervluchtigt de nevel. * Stijgende paden leiden pluksters naar de tuin van de gouden berg – plukmand in de armboog, zonnehoed op de rug. * Bezige handen vergaren het prille blad van groene struiken. Tot de middagzon zinkt en de schaduwen lengen. * Hoor, de bergtempel roept al op tot gebed, de koelte verkwikt. – Aan de verre einder bloeden stapelwolken. * In ritmische tred dalen zij uit het hoogland met de oogst van de dag. Aan hun lenige vingers hangen geuren van thee. |