|
|
Jo
Janssen
Multa praeter spem, multis bona eveniunt (Plautus)
Veel goeds valt velen onverhoopt ten deel.
Het
ritueel
Juul en Jetje waren
tweelingzielen. Daar bestond geen twijfel over. Zeker niet nadat
Sebastiaan (Seb voor intimi) – gestoken in witte trui en witte pantalon
- dat bevestigd had. ‘Ik zie aan de trillingsfrequentie van
jullie aura dat jullie uit hetzelfde kosmisch ei zijn geboren.’ En bij
dat soort waarnemingen was hij nagenoeg onfeilbaar. Soms zat hij er een
streepje naast. ‘Och’, zei hij dan, ‘alleen God is onfeilbaar. Ik
ben niet meer dan zijn werktuig.’ Waarna hij de handen samenvouwde voor
zijn borst en met zijn hoofd een buiging maakte in de richting van de
roodkoperen boeddha die zwijgend dit eerbetoon in ontvangst nam.
Rond Sebastiaan hadden zich wat mensen verzameld die hongerden naar
spirituele voeding, op zoek waren naar hun diepste zelf en soms ook wat
hulpeloos ronddobberden in hun Umwelt.
Er werd innig omhelsd en diep in de ogen gekeken als men elkaar
begroette bij een geïnspireerd samenkomen.
‘Dag, lieve, wat heerlijk je weer te zien. Een goede week gehad?’
‘Schitterend, kon niet beter. Ik voelde Johan, mijn geleidegeest, heel
dicht bij me vannacht. Mijn dipje is helemaal totaal foetsie.’
‘Gezegend ben je, lieve, met zo’n fijne astrale vriend.’
Er werd kruidenthee gedronken, een wierookje aangestoken en aandachtig
geluisterd naar hetgeen via Sebastiaan, die in een half-trance in een
leunstoel hing, vanuit de astrale wereld werd overgedragen.
Het publiek bestond uit zeer uiteenlopende individuen. Naast
kleurrijk opgedofte zweefjuffen en bleke jongeheren met een
haarvlecht zaten ook nogal wat nuchtere burgers op de klapstoeltjes te
luisteren. Juul had het knappe Jetje al bij het binnenkomen in de peiling
gekregen en Jetje had haar
blik niet kunnen afhouden van die scheet met die opvallend lichtblauwe
ogen. Als gestuurd door op afstand bediende magnetische impulsen liepen ze
naar elkaar toe, maakten een accolade, zoentje links, zoentje rechts,
zoentje links (eigenlijk nog een beetje in het
luchthap-stadium) ‘Hallo ik ben Juul.’ ‘Ik ben Jetje.’en
namen naast elkaar plaats op een klapstoeltje.
‘Ik ben eigenlijk een kraakpand waar astrale intelligenties soms dankbaar gebruik van
maken,’ legde Seb uit aan nieuwkomers die misschien niet wisten wat ze
aan moesten met dit verschijnsel.
Het ging vanavond over hoe je moest omgaan met gevoel en emoties. Juul en
Jetje luisterden met grote oren. Ondertussen – en alweer leek het alsof
de afstandsbediening werd ingeschakeld – zochten hun handen, vonden en
verstrengelden. Hun wangen gloeiden. Er brandden kooltjes in hun hoofden.
Ook werd het heel heet in de buik; alsof de milt had vlam gevat, de nieren
dreigden te exploderen en de maag heen en weer bewoog als een ballon die
beurtelings werd opgeblazen en weer werd leeg gedrukt. Ze waren verrast,
verrukt, verbijsterd, verliefd en verloren.
Juul stapte na afloop van de lezing naar Sebastiaan, Jetje aan de hand met
zich meevoerend.
‘Het was een fijne en wonderlijke avond, een heel bijzondere
kennismaking. Bedankt Sebastiaan.’
Als antwoord had Sebastiaan toen gerept over aurafrequenties en
tweelingzielen.
Gearmd
wandelden de verraste tweelingzielen daarna zwijgend de nacht in.
De eerste sneeuw viel dat jaar al vroeg. Uit de hemel vielen witte
veertjes die zich even vasthechtten aan hun dichtgeknoopte jassen en
daarna verdampten.
Ik wil u een oefening
overdragen die, mits juist uitgevoerd, zal leiden tot een totale
versmelting van twee zielen.
Stelt u zich voor: u houdt van
elkaar. ‘Twee zielen, één gedachte’, zegt u in uw wereld. Twee
gelijk gestemde zielen hebben elkaar ontmoet, aura’s zijn in elkaar
overgevloeid en lichamen hebben elkaar gevonden. Maar u wilt uw samenzijn
verdiepen, transformeren naar een totale overgave aan elkaar, een
extatische éénwording, waarin twee zielen samenvloeien tot één
ongedeelde existentie.
Handel dan aldus:
Uw kleren hebt u afgelegd. U gaat
beiden op uw rug liggen, tegenover elkaar, als de noordpool tegen de
zuidpool. Zet uw voetzolen tegen elkaar en ervaar. Ervaar hoe steeds
duidelijker een energiestroom vanuit uw borst, langs uw middenrif, via uw
bovenbenen, langs uw enkels, via uw rechter voetzool overloopt naar de
ander. Tegelijkertijd voelt u de levensenergie van uw partner
binnenstromen langs uw linker voetzool. Hou dat enige tijd zo vol totdat u
– en dat gebeurt vanzelf – gelijktijdig een zithouding aanneemt en vervolgens uw
handpalmen tegen elkaar legt.
Concentreer u op de ander. Heb hem of haar lief met geheel uw ziel.
Vervolgens neemt u – en dat hebt u van tevoren klaar gezet – een
massage-olie waarvan u denkt dat die past bij de ander. Masseer elkaar
daarmee. Voorzichtig, in stilzwijgen, sluit uw ogen. U zult los komen van uw omgeving. U zult
opgaan in de ander en naarmate u langer masseert, zult u ervaren
dat u één groot licht wordt dat straalt met een intensiteit die u doet
huiveren in een goddelijke, extatische ontroering.
Kom na deze ervaring weer
langzaam terug in uw eigen bewustzijn. Doe dat vooral langzaam totdat u
weer helemaal u zelf bent en in grote dankbaarheid naar elkaar deze
ervaring opslaat in uw ziel. Het
bleef lange tijd stil. De aanwezigen zwegen. Na enige tijd sloot de
intelligentie uit de astrale wereld af met:
Gaat allen heen en hebt elkander
lief. Ik groet u.
Jetje en Juul waren al
enige maanden vaste bezoekers bij de huiskamerbijeenkomsten van Sebastiaan
toen de intelligentie, die zich Efram noemde, deze oefening doorgaf. Ze
keken elkaar aan. Juul knipoogde, Jetje kreeg rode koontjes en beiden
wisten ze dat ze in de nabije toekomst plat op de rug zouden liggen met de
voetzolen tegen elkaar.
Toch liep het allemaal een tikje anders dan ze konden vermoeden.
De winter was,
meteorologisch gezien, bijna voorbij, maar omdat het weer soms even
grillig en onvoorspelbaar is als de nukken van een verwende, oude freule,
viel er op de laatste dag van februari nog een flink pak sneeuw. Het vroor
’s nachts nog stevig.
Ze hadden heerlijk gedineerd en daarna nog een korte wandeling gemaakt om
de vijver in het stadspark. Het Mechelse potkacheltje thuis gloeide met
een rood buikje toen ze weer ze naar binnen stapten. Juul nam voorzichtig
een oude Bordeaux uit het rek in het trapgat en blies het stof van de
fles. Daarmee gaf hij – hoewel niet met voorbedachten rade – de aanzet
voor een wel zeer heugelijke avond.
De Bordeaux was uit een
van de allerbeste wijnjaren. Na een zonnige zomer waren de druiven in de
herfst van het jaar 1982 geoogst. Meer dan twintig jaren later waren ze
getransformeerd tot een drank met een aristocratisch allure. Een subtiel
bouquet rees omhoog uit de hals van de fles toen Juul voorzichtig de kurk
verwijderde.
‘We maken er een heerlijke avond van, Jetje-lief.’ Hij vulde twee
kristallen glazen. Beiden
namen hun glas vast bij de steel, keken elkaar diep in de ogen, lieten de
donkerrode wijn even rondwalsen in de bokaal en snoven genietend. Hun neus
werd gestreeld door de geurige ziel van de wijn. Ze rolden de superieure
Bordeaux nog even rond in de
mond voordat ze met gesloten ogen de drank doorslikten en de afdronk
ondergingen als een onder de gewelven van een kathedraal zwevend
gefluister van engelen.
‘Majesteitelijk!’ prees
Jetje
‘Bij Jupiter, een godendrank!’
opperde Juul.
Genietend van de wijn, sfeervolle muziek van Vivaldi, af en toe een kusje
wisselend met Jetje, werd in het brein van Juul een prettige, maar ook
enigszins uitdagende gedachte geboren.
‘Jetje, lieverd, luister. Zou het een idee zijn om een
chakradrinkfestijn te houden?’
‘Wat zeg je?’
‘Een chakradrinkfestijn.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, je weet dat elk chakra zijn eigen kleur heeft. En dat je met
kleurtherapie een chakra kunt voeden.’
‘Ja, rood voor je basischakra, bijvoorbeeld of oranje voor je milt.’
Jetje wist uit eigen ervaring dat het dragen van rode of oranje slipjes
haar creativiteit zeer stimuleerde. Daar kon ze soms aardig van genieten.
Juul zette door: ‘je kunt ook met de kleur van drank datzelfde effect
bewerkstelligen, denk ik.
We drinken nu rode wijn. Een prima voeding voor het basischakra. ‘Rode
wijn, mits met mate gedronken, geeft u aarde, brengt u met beide benen op
de grond,’ citeerde hij de geleidegeest van Seb.
‘En een oranjebitterje voor je milt, goudgele Leffe tripel voor je
zonnevlecht enzovoort?’ opperde Jetje
‘Je hebt hem door.’ Juul glimlachte opgetogen. ‘Zullen we?’
‘Lijkt me een hartstikke maf idee, maar wie weet…’
Juul ging verder. Onbesuisd.
‘Als we nou onze kousen uittrekken, op de rug gaan liggen, met de voeten
tegen elkaar en bij elk nieuw drankje een kledingstuk weglaten zodat we
uiteindelijk terecht komen bij de oefening van verleden week. Je weet wel,
die waarbij je elkaar…’
‘Je bedoelt toch niet…?’
‘Jazeker.’ Juul trok zijn
sokken uit en liep naar de buffetkast waar nog een halve fles oranjebitter
stond.’
‘Je bent hartstikke betoeterd, maar vooruit,’ en Jetje legde de nylons
mooi opgerold op het naaimandje.
Ze bracht de inmiddels lege
wijnfles en de wijnglazen naar de keuken. Met haar blote voeten voelden de
blauwe tegeltjes wel heel erg koud aan.
De oranjebittertjes glinsterden in de glaasjes van geslepen kristal toen
Juul ze ronddraaide in het licht van de drie halogeenspotjes boven het
huisaltaar.
‘Laat ons miltchakra hiervan genieten en moge dit koninklijk drankje ons
aanzetten tot gepaste creativiteit.’ In situaties waarbij alcohol een
rol speelde, wilde hij nog wel eens oreren in het taaltje uit zijn
studententijd: een ratjetoe van potjeslatijn en verknipt nederlands.
Ze knikten elkaar toe. ‘Daar gaat-ie. In één slok. Ad fundum!’
Bij Juul gleed de drank geruisloos en ongehinderd naar binnen maar Jetje
– minder gewend aan hoge alcoholpercentages – kneep de ogen dicht,
wees kuchend naar de keel en stamelde:’wat sterk spul, het schroeit
langs mijn stembanden.’ Dikke tranen rolden over haar ronde wangen.
‘Foei, wat brandt dat goedje.’
‘Dan gaan we nu blussen,’ lieverd,’ en Juul haalde twee flesjes
Leffe tripel uit de koelkast, wipte de kroonkurken in de vuilnisemmer, nam
twee bolronde bierglazen met opdruk LEFFE uit de buffetkast en liet het
bier langzaam in een schuin
gehouden glas glijden.
‘Bij een Duveltje moet je helemaal voorzichtig zijn,’ legde hij uit.
‘Als je dat te snel inschenkt loopt het schuim duimendik over je glas
voordat je een kwart van het flesje hebt omgekiept.’ \
Jetje knikte en zoog tussen het schuim door
wat bier naar binnen. Er borrelde lucht uit haar maag omhoog: een boertje
floepte tussen haar lippen door naar buiten.
‘Sorry, ik krijg het nou echt warm,’ sprak ze en hing haar bloesje
over de leuning van een stoel. Juul aanschouwde goedkeurend en met enig
verlangen de rondingen die hem inmiddels zo vertrouwd waren.
‘Lief klein Rubensvrouwtje, ga maar lekker op de bank liggen. Ik kom…
De telefoon in de studeerkamer onderbrak zijn zin. Een elektronisch
gecastreerde ‘Für Elise’ klonk driemaal voordat Juul vanuit de
woonkamer de studeerkamer bereikt had. Zijn voeten sleepten traag over het
tapijt.
‘Met Juul. Hallo amice, ben jij het? Vertel eens.’
Juul luisterde naar een lang verhaal. De hoorn hield hij iets van het oor
verwijderd. Amice had een vrij harde stem.
Na enkele minuten: ‘als het echt moet, dan moet het maar. Je weet het:
vita non est lolletje sed lolletje faciendum est, zegt de grote Ovidius.’
Classici kunnen het vaak niet laten elkaar te bestoken met min of meer
verdraaide citaten.
‘Ga nou maar naar bed en zweet de koorts maar lekker uit. Ik neem morgen
je klas wel over. 5B,nietwaar? Neem je rust en, zoals onze oude Horatius
al zei: Permitte divis cetera: laat de rest maar aan de Goden over.’
Juul zette de telefoon weg en liep door de half geopende schuifdeur terug
naar de woonkamer. Daar lag ze, zijn Jetje. Half zittend, half liggend op
de sofa. Verleidelijker dan ooit.
‘Hoe wondermooi ben je’ zong Juul. ‘De mooiste aller vrouwen.’
‘Vind je?’ Jetje knipoogde lang en duidelijk. ‘Zullen we?’
‘Nog één Leffe dan.’
De volgende ochtend
kwamen - ondanks de zware druk op het hoofd -
herinneringen langs die fluisterden dat het leven soms waarlijk
verrukkelijk is.
Met een glimlach onder zijn snor
fietste Juul, de schouders rechtovereind, naar het Erasmus college.
Jetje poetste de kristallen glazen totdat ze schitterden als diamanten in
het licht van de ochtendzon. Ze neuriede en maakte een klein danspasje.
De lente kwam eraan.
|
|