Al sinds
mensenheugenis constateren ouderen in moedeloze berusting dat
waarden en normen afbladderen door het losbandig gedrag van
jongeren. Net als de oude wijsgeer
Cicero in het Rome van Nero dat deed,
heffen ze dan de handen ten hemel en verzuchten: ’O
tijden, o zeden!’ ( Hij zei dat natuurlijk op z’n Latijns: o
tempora, o mores!)
‘De beschaving
gaat naar de knoppen, wansmaak is de norm’, pruttelen ze, met
uitpuilende ogen kijkend naar de beeldbuis, die troosteres der
ouden van dagen. ‘Schande, godgeklaagd’ lispelt een oude
pastoor boven zijn glas rode wijn als hij ziet hoe zijn kerk is
getransformeerd tot bibliotheek annex repetitielokaal voor de
fanfare en opvangcentrum voor blowende jongeren.
Dan heft ook hij zijn gewijde handen ten hemel: ‘O
tijden, o zeden!’ Maar zelfs de paus van Rome kan de evolutie
niet tegenhouden.
Mevrouw van Widdershoven zag er nog goed uit voor haar leeftijd.
Ze zwom tweemaal per week. Na in schoolslag een paar baantjes
genomen te hebben, was het haar onder de badmuts nog droog. Zoals
zoveel oudere dames had ze een grijze kleurspoeling met blauwe
zweem. Het was donderdagmiddag. De koffie stond klaar.
Kleindochter Margriet zou nog even langs komen met een dozijn
poffertjes na de boodschappen in de super.
‘Hoi, oma. Alles goed?’
‘Best kind. Alles nog gezond. Wat zie je er hups uit met
dat geruite jasje. Een C en A-tje?’
‘Nee. Wibra. Zou je niet zeggen, hè?’
‘Je hoeft niet meer zo duur om er toch goed uit te zien,
nietwaar. Poffertjes bij je?’
‘Ja, ik pak even de vorkjes.’
Terwijl Margriet
de bestekla opentrok van het dressoir zag ze het ding. Roomwit,
bijna net zo lang als een banketstaaf lag het naast de pendule en
links van een beeldje uit de wereldwinkel. Sprakeloos was ze.
Verbaasd, onthutst maar vooral nieuwsgierig.
Wijzend vroeg ze:
‘oma, wat is dat? Weet je wat dat is?’
‘O, kind, een heerlijk ding is dat. Je weet dat ik af en toe
last heb van lage rugpijn. In een catalogus van zo’n
postorderfirma zag ik een advertentie waarin ze reclame maakten
voor een massagestaaf die een eind zou maken aan alle klachten.
Zoiets als: u zult nooit meer verkrampen maar genieten van een
weldadige ontspanning. Nou, en toen heb ik er een besteld’.
Margriet bloosde tot voorbij haar paardenstaart. Hakkelend begon
ze: ‘Oma, weet u echt niet wat dat is?’
‘Wat bedoel je, kind? Heerlijk die poffertjes. Ik gebruik hem
elke dag.’
Ze stak een poffertje aan de vork en streek ermee langs een
kluitje boter. Proevend met getuit mondje fluisterde ze:
‘verrukkelijk.’
‘Oma, dat is een vi-vi-vibrator!’ Margriet stotterde alsof ze
de hik had. Ze verslikte zich bijna.
‘O, heet dat tegenwoordig zo. Nou, voor mij is dat nog gewoon
een massagestaaf. Zo stond het ook in de catalogus.’
‘U snapt het niet!’
‘Wat snap ik nou weer niet?’ vroeg oma wat kregelig. Aardig
ding die Margriet, maar soms wat betweterig, dacht ze en nam nog
een poffertje.
‘Echt niet? Nou dan zal ik het maar zeggen. Nou kijk, dat ding
is om… kijk, om als je geen man hebt… zo, kijk maar… En
Margriet probeerde zo voorzichtig en kuis mogelijk te demonstreren
waartoe het roomwitte voorwerp diende.
Het tweede poffertje gleed uit oma’s handen en viel, een vlek op
haar jurk achterlatend, op het tapijt. Even was het doodstil.
Alsof de aarde een seconde lang vergat om de zon te draaien. Toen
een gil. Als een groot orkest dat na een generale pauze hem weer
volop van katoen mocht geven,
schreeuwde oma: ‘O hemel!
O Heeregod! ‘Ik
schaam me de ogen uit de kop. ’t Is niet waar, toch?’ Margriet
knikte bevestigend en legde de vibrator weer op zijn
plaats. Ze had wel een beetje
medelijden met oma die bijna leek te bezwijken van schaamte.
Tussen twee snikken door schokschouderde ze: ‘Toen hij leeg was
ben ik naar de Trekpleister gegaan. O, wat een schande!’ Nog een
natte snik en daarna: ‘ze moeten wel gedacht hebben… Ik legde
hem bij de kassa en vroeg of ze nieuwe batterijen hadden. En ik
zei nog wel dat hij heerlijk was en dat ik hem elke dag
gebruikte.’ Dikke tranen sprongen uit haar ogen. ‘Ik schaam me
te pletter!’
Margriet zocht naar een troostend woord, een oplossing. Als een
geschenk uit de hemel kreeg ze toen de verlossende brainwave.
‘Oma, hoe lang doe je over een set batterijen?’
Tussen de handen voor haar ogen door kijkend, snufte ze:
‘ongeveer een week en dan is hij leeg. O, ik durf ze nooit meer
onder ogen te komen, die giechelende grieten. Wat moeten ze wel
denken?’ Met een
lange snuif door haar neus kwam ze weer een beetje op adem.
‘Ik weet een oplossing, omaatje. Luister.’ En Margriet legde
haar plan uit. ‘Als u de volgende keer weer naar de winkel gaat,
moet u gewoon weer vragen naar nieuwe…’ Oma onderbrak:
’nooit meer kind. Nooit meer.’ ‘Luister nou. Gewoon doen. En
als ze u dan wat raar aankijken bij het inpakken van de
batterijen, moet u zeggen: ‘ik weet heus wel wat dit is, meisje.
Maar heb je wel eens gehoord van multifunctioneel gebruik? Nee?
Nou, hier masseer ik mijn rug mee. Mul-ti-fun-cti-o-neel. Zo
heet dat.’
Oma luisterde
aandachtig.
Margriet vervolgde overmoedig: ‘en als ze dan nog raar staan te
kijken zegt u brutaalweg… en ook tussen de schouderbladen is het
heerlijk.’
Oma glimlacht, een zonnestraaltje breekt door. De wereld begint er
anders uit te zien. De poffertjes zijn nog best. De vork met het
derde poffertje in de lucht houdend zegt ze, getroost, gesterkt,
strijdvaardig: ‘Je bent een genie, kind. Een echt genie. Ik zal
ze hebben, die grieten, daar bij de Trekpleister. Ik zal ze laten
weten wie ik ben.’
Margriet probeert verder uit te legen: ‘multifunctioneel wil
zeggen dat je iets voor meer dan…’ Oma onderbreekt haar,
hoofdschuddend: ‘Wat ze al niet bedenken, vandaag de dag. ’t
Is te gek.’
Speelt
er een ondeugende twinkeling in haar ogen of is het een laatste
weggepinkte traan? Margiet twijfelt.
|