Zo gaat dat verder; steeds meer
gaatjes; steeds meer klanken. En omdat je op gaatjes
waaruit klanken opstijgen je vinger kunt zetten, kun je
een melodie spelen. Zo werd in Alphen in een echtelijk
voetbed de basis gelegd voor de uitvinding van het
orgel.
Wat
was daar mis mee? Nou, van alles. Ik had de tekst van
deze voordracht gekregen van een lezer van mijn
krantenrubriek. Die lezer had die tekst, zo vertelde
Jacques, overgenomen uit een liedboek van Rolf
Janssen [1], maar
die tekst in het boek van Janssen was weer overgenomen
uit een handschrift, en dat was het 'Versenboek' van P.H. Offermans.
Niks aan de hand, ware het niet dat Janssen volgens
Stroucken indertijd, in een publicatie voorafgaande aan
het boek, niet zorgvuldig genoeg was omgegaan met de zogenaamde ‘credits’.
[2] Bovendien was het handschrift van Offermans in die
tijd gefotokopieerd zonder zijn
toestemming. Het is me nog steeds niet
precies duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk is
geweest, maar het is zeker dat kopieën van het
handschrift van Offermans in bezit kwamen van Willem
Iven, Harrie Franken, Ben Hartman, Rolf Janssen, en…
Jacques Stroucken zelf. [3]
Soit.
Maar toen weer een andere lezer (onbewust) met de eer van het
windorgel ging strijken in mijn krantenrubriek, en
Jacques wederom niet genoemd werd, toen moest hem dat
toch even van het hart. Want tenslotte was het Jacques die
als enige dit handschrift via via werkelijk onder ogen
had gehad.
Ik
besloot nog diezelfde maandag naar Jacques af te fietsen
om het beeld duidelijk te krijgen en een en ander in de
krant recht te zetten.
Die
middag kreeg ik zowel het originele handschrift als de
kopie te zien van Offermans’ Versenboek.
Jacques -- ik zei al dat hij de beminnelijkheid zelve
was -- gaf me de kopie cadeau. Hij vertelde me hoe dit handschrift in bezit was gekomen van een kennis
(of familielid) van zijn moeder. De moeder van die kennis
had in Den Bosch (Hintham) 'gediend' bij een familie van
drogisten, 'Van Beek en Schellekens'. Jacques vermoedde
dat zij daar het schrift 'opgedoken heeft'. Hoe het
schrift van Offermans bij die drogistenfamilie terecht
was gekomen, dat wist ook Jacques niet.
Misschien
hadden de openstaande vragen in deze ondoorzichtige
voorgeschiedenis beantwoord kunnen worden als Jacques
helaas niet vrij kort daarna was overleden. Waar
het originele manuscript van het Versenboek
nu gebleven is, weet ik daardoor niet. Maar ik weet wel dat die min
of meer 'illegale' fotokopie ervan nu goed van pas komt.
Op het stukje dat ik schreef over Offermans reageerde
Leonie Robroek. Zij deed onderzoek op basis van die
kopie en komt nu tot de conclusie dat het niet om P.H.
Offermans gaat, maar om W. Offermans, een van haar
voorvaderen.
Jacques
zou van die conclusie zeer genoten hebben.
[1]
Rolf Janssen, We hebben gezongen en niks gehad (Tilburg
1984)
[2]
Rolf Janssen, 'Tilburgse liedjes (XII)', in Actum
Tilliburgis, Jrg. 13 (1982)
[3]
Jacques schreef over deze perikelen in De Kleine
Meijerij: 'Het "Versenboek" van P.H.
Offermans'; jrg. 34, 1983. Rolf Janssen reageerde hierop
in hetzelfde heemkundetijdschrift met de verzekering dat
hij er indertijd niet van op de hoogte was bij wie het originele
handschrift berustte (jrg. 35, 1984). Janssen nam de
tekst van 'het windorgel' op in We hebben gezongen en
niks gehad (1984), en vermeldt daar keurig de naam van
Stroucken.
|