Tekst
De
gevaarlijke barbier
1.
Daar
ik van lancier* weêr burger word
En
snor en sik moet geven,
Wil
ik toch den schrapper die ze kort
Nog
eens van schrik doen beven.
Hei,
kastelein! Zeg, heb je hier
Niet
zoo een hondsvot van barbier?
De
vent moet aanstonds komen.
2.
Kom
voor en haal je mes maar uit,
Barboks*,
daar ligt een gulden,
Maar
’k val wat kittelig van huid
En
kan geen villen dulden
Toon
dus je kunst, en houd je goed
Want
ik jaag je, stort je één droppel bloed,
Dees
dolk hier door de ribben.
3.
Het
spitse, koude moordtuig, dat
Op
tafel lag te vonklen
De
snorbaard, die daar dreigend zat
Met
oogen als karbonklen
En
met een tronie, barsch en strak,
Als
was hij de ergste bullebak
’t
Was juist geen lief spektakel.
4.
De
scheerbaas wordt er akelig van
Hij
wil zijn messen wetten
Doch
voelt, gluurt hij naar dolk en man
Een
rilling van ontzetten.
Zijn
tanden klappren op elkaâr;
In
’t end pakt hij zijn boel te gaar
En
zend een van zijn knechten.
5.
Vriend
kijk een gulden ligt hier klaar
Wil
jij mij flink raseren;
Maar
snij je me, je zult voorwaar,
Geen
kin op aard meer smeren
Wat!
roept de knecht, neen op mijn woord
Ik
scheer geen mensch op zoo’n accoord!
Hij
loopt en stuurt den jongen.
6.
Ei,
durf jij ’t wagen, kleine pier?
Wil
dan geen tijd verliezen.
Daar
ligt mijn dolk, de gulden hier
Je
hebt thans maar te kiezen
Want
snij je of schram je mij maar bloot,
Je
valt hier voor mijn voeten dood;
Zoo
niet is ’t geld het jouwe.
7.
De
jongen gluurt naar ’t geld. Dat blinkt
Hem
hel en glanzig tegen
Zit
stil maar, Zoo roept hij niet gekekt*
Ik
zal het wel knapjes vegen.
Hij
zeept hem dad’lijk wakker in,
Scheert
vlug en handig wang en kin
Zoo
roept hij, ’t is beredderd
8.
Daar,
kleine gannef*, neem je geld,
Je
bange baas was heel ontsteld
Zijn
knecht stond ook verslagen.
Maar
jij…. jij dorst en toch… pardi*
Had
je me één schram gegeven, die
Moest
je met je bloed betalen.
9.
Ei, heer! ’k geloof dat je U vergist.
Ik
hiel je keel goed stijf vast.
En
dacht een domme duivel is ’t
Die
niet op ’t eigen lijf past.
Trekt
hij één enklen scheeven bek
’k
Haal rits! hem ’t mes door strot en nek
en
loop dan met mijn gulden.
Zoo
zoo! Hm, hm, was dat je plan!
De
Heer begint te trillen
En
wordt er wit als linnen van,
Ei,
ei! was dat je willen?
Daar,
had ik geen gedachte op*;
Doch
bij mijn ziel, jij galgenstrop!
Jij
zult mij nooit meer scheren.
29
Sept.72
*
lancier = lansier, ruiter met lans
*
barboks = bargoens voor barbier, scheerder. Uit het Frans ‘barbe
de bouc’ , geitensik; Barbe = lang haar onder de kaak: sik; bouc
= bok
*
gekekt = stil zijn, geen kik geven, geen geluid maken.
*
gannef = bargoens voor dief, schertsend bedoeld als ‘boef’
*
pardi = Frans voor ‘verdorie’
*
daar had ik geen gedachte op = daar was ik niet op bedacht
|