W. Offermans en zijn 'Versenboek' (1867)

Hollandsche Gezelschap Liederen

Redactie: Leonie Robroek

Informatie

Bron: Hollandsche Gezelschap Liederen (handschrift)

Auteur: W.Offermans

Datum: 21 januari 1872

Titel: Den Hoed

Genre: nonsenslied

Wijze: niet aangegeven

Pagina: 94-96

Inhoud: De zanger vraagt het publiek te luisteren naar het verhaal over zijn hoed, die hem vele diensten bewijst.

Tekst

Den Hoed

 

1.

Komt hier gij kameraden,

En blijft een weinig staan,

Misschien zult gij mij vragen,

Waar ik met mijn hoed heen ga

Ik weet wel dat gij lacht met mijnen leelijken hoed

Maar als ik ben op jacht hij mij veel dienst aandoet

Ziet mijnen hoed, ziet mijnen hoed, hij is

voor alles goed Ziet mijnen hoed, Ziet mijnen

hoed waarvoor hij dienen moet.

 

2.

Ik zou hem wel durven dragen als hij nog

leelijker was. In het slechtste van die

dagen komt hij mij wel te pas.

Schoon hij niet vreest of storm of slecht weêr

Komt er een hagelslag, trek ik hem na beneer*

Ziet mijnen hoed. enz.

 

3.

Van donder of van bliksem

Daar weet hij ook niet van

En dan kruip ik er onder

Zoo diep als ik maar kan

En als ik hem dan bint dan sluit hij alles digt

Geen regen of geen wind kan aan mijn leelijk gezigt

Ziet mijnen hoed etc.

 

 

4.

Heb ik er van mijn leven

Als ik was op de jacht

In bosschen en in dreven

Zoo menige nacht in doorgebracht

Dan vulde ik mijnen hoed

Met bladeren of met gras

En dan sliep ik zoo zacht

Als op een pluimmatras.

Ziet mijnen hoed etc.

 

5.

Kom luistert nu ook nader.

Waarvoor hij ook nog dient

Ik kan er ook de zee op varen

Door storm en door wind

Kom ik voor rivier, kanaal,

Sloot of fontein

Dient hij mij een boot als ick moet over sein

Ziet mijnen hoed etc.

 

6.

Komt nu kameraden

Eer ik van U vertrek

Laai ik hem vol patatten*, en hang aan

Mijn nek. Ik ga dan met hem luren*

Door bosschen veld en groen

En vragen langs de deuren

Hebt gij geen warme patatten van doen*.

Ziet mijnen hoed etc.

 

21 jan 72.


 

* beneêr = beneden

* patatten = aardappelen

* luren = lees: leuren

* van doen hebben = nodig hebben