W. Offermans en zijn 'Versenboek' (1867)

Hollandsche Gezelschap Liederen

Redactie: Leonie Robroek

Informatie

Bron: Hollandsche Gezelschap Liederen (handschrift)

Auteur: W. Offermans

Datum 19 juni 1869

Titel: Bruiloftliedje

Genre: amusementslied/ gelegenheidslied

Wijze: niet aangegeven

Pagina: 70-74

Inhoud: met dit lied wordt de bruid en bruidegom op een ludieke manier gevraagd hun jawoord aan elkaar te geven, waarna het publiek instemt met de inzegening.

Tekst

Bruiloftliedje

 

1.

Die hier aan tafel is getrouwd sta op

En ’t huwelijk nimmer heeft berouwd sta op.

Gedronken op het heil der vrouw

In lief en leed zoo goed en trouw

Sta op eerbiedig op.

 

2.

Elk die Papa reeds wordt genoemd sta op

Die reeds of haast zich Grootvâ noemt sta op.

De piepa hoog! omhoog het glas

Als of ’t alleen voor Piepas was

Drinkt plengt* den laasten drop.

 

3.

Die dochters heeft of dochters wacht sta op

Haar als zijn rijksten schat betracht sta op

Elk glas moet hier geledigd zijn

Aan haar de Jongeliede eerewijn

De vrucht in bloesemknop.

 

4.

Alwie nog Jongeheer zich heet* sta op

Die haast in ’t huwelijks bootje treedt sta op

Aan U toekomstige Papa

Aan U in hope Grootpapa

Aan piepa in den dop.

 

5.

Wie met het bruidspaar ’t eerlijk meent sta op

Wie met de heilwensch zich vereent sta op

Der dochter ook eenmaal mama

Den jongenheer dan ook papa

Nu hijscht de vlag in top.

 

6.

Thans stemmen wij met blij geluid hoezee

Een lied voor bruidegom en bruid hoezee

Elk vul zijn glas tot aan den rand hoezee

En roept door dubble vreugd … baand

Hoezee, hoezee, hoezee.

 

7.

Maar ’t huwelijk is geen kleine zaak o neen.

De keuze is geen zoo ligte zaak* o, neen

Wij keuren dus geen huwelijk goed

Voordat ge opregt belijdenis doet

O neen, o neen, o neen.

 

8.

En trouwen komt zoo duur te staan O wee

En ’t hinkend paard komt achterna O wee

Dan baat geen weenen dan baat geen klacht

Is alles dan te laat bedacht

O wee, o wee, o wee

 

9.

Spreekt Bruidegom meent gij ’t wel opregt o ja

Wat gij aan ’t Bruidje hebt gezegd o ja

Belooft gij ons voor ’t lieve kind

Alom te zijn den trouwsten vrind

O ja, o ja , o ja.

 

10.

Beloof gij ons in lief en leed o ja

Wat U op aard ook tegenstreef oja.

Belooft gij als waardig echtgenoot

Haar trouw te zijn tot in den dood

O ja, o ja, o ja.

 

11.

Mijn vrienden gij heb hem gehoord hoezee

Die brave bruidegom houdt zijn woord ,,

Maar nu komt aan de bruid de beurt

Dan eerst zij ’t huwelijk goedgekeurd

Dan is ’t hoezee, hoezee,

 

12.

Spreek bruid zijt gij tot den echt gezind oja

Hebt gij uw bruidegom steeds bemind o ja

Erkent ge uw man als hoofd en heer

Als Eva Adam deed wel eer*.

O ja, o ja , o ja.

 

13.

Belooft ge op ’s werelds kronkelbaan o ja

Hem altijd liefdrijk* bij te staan o ja

Belooft ge hem uw liefde en trouw

Zooals het voegt aan de echte vrouw

O ja, o ja, o ja.

 

14.

Mijn vrienden gij heb het gehoord hoezee

Ook ’t bruidje gaf aan ons haar woord ,,

Wij zijn dan met dat woord voldaan ,,

En ’t huwelijk door ons toegestaan

Hoezee, hoezee, hoezee.

 

15.

Geluk dan vrienden met uw doel hoezee

Ons hart blijf uw heil niet koel ,,

Heil bruidegom heil lieve bruid

Dat werpen wij allen jublend uit

Hoezee, hoezee, hoezee.

 

19 Juni 1869

 


* plengen = deftig uitgieten

* zich heten = zich noemen

* is geen zoo ligte zaak = is geen gemakkelijke zaak

* weleer = eertijds, lang geleden

* liefdrijk, lees: liefderijk