Nieuwjaarsdag
1.
’k
Voel weer ’t bloed in de adren koken
Tachtig
graden Re’aumur*
Stoom,
mijn corpus uitgebroken
Dichtgeest;
stoom in ’t vrij azuur!
Ja
‘k wil zingen tierelieren,
Als
de leeuwrik boven ’t nest,
Hoe
men nieuwjaar weet te vieren
In
Nijmegen’s grijze vest
2.
Dag
van lonkjes en van knikjes
In
’t voorbijgaan, uit de vert’ ,
Handendrukjes,
schoudertikjes
Louter
politesse of hart
Dag
waarop alle oude veeten
Tusschen
vriend en maagd* en buur
Zijn
vergeven en vergeten
Minstens
zoo quansuis* een uur
3.
Dag
van gulheid en tracteeren
Overal
een klein buffet,
Tantes,
nichtjes, presenteeren,
Curacao*
en anisett’*,
Ooms
en neefjes liefs een klaartje*
Met
een bitter dropje* er door,
’t
Gouda pijpje of een cigaartje
’t
Gloeiend kooltje in ’t komfoor*
4.
Dag
van brieven* of missiven*,
Proza
of de Poezie
Staaltjes
van ’t letterdieven*
Proefjes
van Calligraphie
Dag
van kaartjes, rond te brengen
Aan
Meneeren en Mevrouws
Spierings
werpen om te hengen*
Groote
of kleine kabeljaauws*
5.
Dan
van wenschen / ‘k wenschte een rijm /
Wenschen
hier en wenschen daar,
Variaties
op het thema:
Zegen
in het Nieuwejaar.
Wenschen
met veel complimenten
En
veel gratie opgezegd;
Wenschen
meer nog om op je centen,
Ruw,
vrijpostig, onoprecht?
6.
Asschehaalsters
en verkoopsters
Van
dessertfruit groente en visch
Dienstboô
wekkers boodschaploopsters
Boodschaploopers
zoo het manlijk is
Brengers
halers van couranten
Illustratie
en lectuur
Komen
wenschen, lanterfanten
Breid*
in ’t eerste morgen uur
7.
Vroeg
zie je rinkelrooien*
Jonge
telgen van Vulcaan
Die
uit beurzen flinken fooyen
Met
een kleine hamer slaan.
Mellek
boeren en boerinnen,
Boeren
van je boterton,
Boeren
bleekers van je linnen,
Boeren
van je … halt pardon.
8.
Klepperlui
met uilenoogen
Komen
ook de zon eens zien,
En
den burgren dichterlogen
Met
een zwart portretje biên
Wil
je liefst wat mooyer printen,
Schuif
dan nog een kwartje op zij,
En
je hebt in harde tinten
Een
tamboer der schutterij.
9.
Weet
je garen op wat dagen,
’t
Zilvren maantje is nieuw of vol,
Wat
je op wandeling meê moet dragen
Paraplui
of parasol?
Ledig
dan weer beurs of zakken
Dat
je pijn krijgt in de kies
En
het regent almanakken
Van
de agenten der police*.
10.
Stratenvegers,
turrefdragers,
Jonge
snijders*, zonder schaar,
Jongens
van Crispijn* en slagers
’t
Woelt en wiemelt door elkaar,
Als
een nest van wintermieren
Bij
een eerste lentezon,
Of
als vermicelje pieren
In
de kokende bouillon
11.
Zie,
dat slijpen van de stoepen*,
En
dat klinglen van de bel*
En
dat ‘vollek" heila!" roepen
’t
Doet je springen uit je vel
"Duivekater*
is dat bellen! –
"
Moetje hier zijn wel abuis! – "
"Heb
je niks meer te vertellen? - "
"Moeder
zegt ,, ze is niet ’t huis!
12.
"Uit
princip heb ‘k nooit gegeven*
"
Is me dàt een beedlarij! -"
"
‘k Heb zelfs amper om te leven;
"
Voor den drommel ga voorbij! -"
Nu
’t ook wel meer dan drommels.
Dat
gehunker en geloop.
Om
je beurs, als nuchtere hummels
Om
een ton met appelsiroop
13.
Bah!
een wensch zóó om je centen,
Zonder
hart en waarheidszin! .…
Maar,
een wensch uit complimenten
Zit
daar hart en waarheid in?
Logen
zijn ze beide, als dromen:
De
aalmoes toch maakt de eerste waar
Doet
ons uit den hemel stroomen
Zegen
in het Nieuwejaar!
* Ré’aumur = kookpunt
op de schaal van Réaumur. René Antoine de Réaumur was een Franse
natuurkundige die de 80-delige thermometer in 1730 uitvond.
Geboren in La Rochelle in 1683. Overleden in 1757.
* maagd = meid, hulp in huis
* quansies = voorgewend
* curacao = likeur uit
sinaasappelschillen
* anisette
is met anijszaad bereide likeur
* klaartje = een glaasje jenever
* dropjeglaasje sterke drank
*
komfoor = klein toestel om iets warm te houden
* brieven = met Nieuwjaar
stuurde men traditioneel de zogenaamde nieuwjaarsbrieven, met
wensen of een gedicht
* missiven = berichten
* letterdieven = eig. plagiaat plegen, hier
overgeschreven versjes of teksten gebruiken
* hengen = hengelen
* “een spiering uitwerpen om een kabeljauw te
vangen” betekent: een kleinigheid, een lokkertje offeren om iets
groots te bemachtigen
* breid = bereids, reeds
* rinkelrooien = pierewaaien
* agenten der police = politieagenten
* snijders = kleermakers
* jongens van Crispijn = schoenmakers; afgeleid
van Crispinus en Crispinianus, de patroon van de schoenmakers en
zadelmakers
* slijpen = doelloos over straat lopen
* klinglen van de bel: het was een traditie van
de jeugd om met Nieuwjaar langs de deuren te gaan en een
nieuwjaarsgroet, of een –wens te brengen. De beloning was dan
een lekkernij of een andere kleinigheid.
* duivekater = drommels
* traditioneel gebruik om elkaar geluk te wensen
met nieuwjaar waarbij de kinderen onverwacht te voorschijn
sprongen om als eerste “gelukkig nieuwjaar” te roepen, waarop
degene die ‘verrast’ wordt moet afbetalen.
|