In 1943, toen ik in de vijfde klas van de lagere school zat, moesten wij
om papier uit te sparen blokletters in plaats van schoonschrift gaan
schrijven. Op deze manier konden er meer letters op een regel geschreven
worden. Als het schrift vol was dan werd het schrift omgedraaid, en
moesten wij tussen de regels door schrijven. Zodoende hadden wij maar
één schrift nodig, terwijl wij vroeger voor hetzelfde werk wel
tweeëneenhalf schrift nodig hadden.
Na de oorlog, toen alles nog schaars was, kregen wij bij ons thuis één
paar nylons per jaar. Weliswaar kon je de ladders voor vijf cent (later
tien cent) laten ophalen, maar dat kostte al ons zakgeld, dat een
kwartje per week was. Dus hadden mijn twee zussen en ik er iets op
gevonden. In die tijd werd er nog ‘zet-koffie’ van surrogaat gezet.
We lieten de drats in een kopje uitlekken en met dit aftreksel werden
onze benen geverfd. We depten een doekje van een versleten laken in de
kleurstof en zo gaven wij onze benen een bruine make-up. Van april tot
oktober leek het of we door de zon gebruinde benen hadden.