In de beruchte crisisjaren
1930 moest men wel zuinig zijn. Grote gezinnen, werkeloosheid.
Bijvoorbeeld twee kinderen uit een gezin moesten het vaak met één jas
doen: de een naar de vroegmis, de ander naar de hoogmis. Kleding van
oudere broers of zussen afdragen. ‘Hij of zij groeit er wel in.’
Heel gewoon. Wanneer dan zo’n jas wat erg ruim zat, werden de knopen
verderop gezet. Ik moest bijvoorbeeld een jas van een oudere broer aan,
die ik ongeveer onder mijn rechterarm moest dichtknopen.