Zuinigheid
had in ons dorp niets met rijkdom te maken, maar als reden werd
vaak gegeven dat zij (de ouders) de oorlog hadden mee gemaakt en dat er
toen
een enorme schaarste aan produkten was.
Sommige rijke fabrikanten waren zo zuinig, zodat het gewoon vrekkig was.
Als zij 's morgens om 7 uur begonnen met werken namen zij enkele flinke
slokken water en gingen dan op nuchtere maag werken tot aan de eerste
pauze
van 9 uur.
Dan namen zij thuis voor het eerst wat te eten.
Aan één van de werknemers werd eens gevraagd waar hij werkte.
Zijn antwoord was: "bij de martelaren van van L....". Deze
mensen waren in
de jaren zestig al martelaren in hun eigen bedrijf.
Bij ons thuis was het woord "schuifkaas" een normaal begrip al
heb ik het
product nooit op.
Kaas was altijd al een duur product en het verhaal ging in het gezin dat
onze vader ook zo zuinig was dat hij schuifkaas op zijn brood deed.
Dit was een schijfje kaas dat van voren smal was en van achteren dikker
zodat het eruit zag als een spie. Het liep dus taps toe. Je behoorde de
kaas
op een dubbele snee, dus een boterham te leggen met de dikke zijde naar
voren. Als je hapte dan gleed de kaas door zijn vorm naar voren en at je
dus
enkel brood. Als de kaas in z'n geheel naar voren geschoven was en je de
boterham zonder iets op had, dan legde je de kaas op een volgende
boterham
en begon van voren af aan.
Het woord
afdragen was in een gezin met 7 jongens en één meisje een normaal
begrip. Boorden en manchetten van overhemden keren was heel normaal.
Met twee
personen in één bed was in de winterdag heel behaaglijk omdat je
dan elkaar warm hield.
Toen onze
vader in verband met het broodnodige vervoer eens over een andere
auto sprak, zag mijn broertje van een jaar of 7 zijn kans schoon en
vroeg
hem: "Mag ik nu de auto afdragen?"
Tot aan een
jaar of zes, zeven kregen ook de jongens als zij thuis speelden
een schortje aan opdat hun kleding niet vies zou worden en deze niet
vaker
dan nodig gewassen behoefde te worden.
Dit schortje had lange mouwen en knopen op de rug zodat je zelf niet in
staat was om het schortje uit te trekken omdat je voor zot liep of als
je
naar het toilet ging.
Over hun
onderbroek kregen de meisjes een zwarte of donker blauwe (op een
onderbroek gelijkende) overbroek. Hun witte onderbroek zou eens vuil
worden
dat kon toch niet, want je kreeg maar eens in de week schoon goed,
meestal
zaterdag als iedereen gewassen werd.
Leuk om te lezen dat het bij de meeste mensen hetzelfde er aan toe ging.