Mijn
man en ik zijn geboren in de dertiger jaren en afkomstig uit ‘de
provincie’: Drente en Zeeland. Veel luxe hebben we niet gekend, maar
dat gold bijna voor iedereen, niets bijzonders dus. Zo zuinig als toen
zijn we niet meer, maar we kunnen nog steeds niet goed spullen weggooien
die nog goed zijn; wij kunnen niet zoveel met de wegwerpmaatschappij.
Enkele voorbeelden:
Wanneer
de kraag van een shirt van mijn man begint te slijten, draai ik de kraag
om; zo kan hij nog een hele tijd mee.
De
rand van een rieten broodmandje begon los te laten; een bolletje raffia
gekocht en hij prijkt weer op tafel.
Mijn
man is erg handig en hij repareert bijna alles als het enigszins
mogelijk is.
In
de zomer vang ik het water op waar aardappels en groente in zijn
gewassen; het is goed voor de planten in de tuin.
Kleine
moeite allemaal en we hebben er altijd een tevreden gevoel over. U ziet,
onze generatie kan er nog wat van!