Geboren
in 1942 weet ook ik wat zuinig zijn betekent.
De kapotte lakens werden, nadat ze eerst versteld waren en toen weer dunne
plekken vertoonden, verknipt tot slopen en zakdoeken.
Restjes sunlightzeep werden in een zeepklopper gedaan om ze zo op te maken.
Wat ik het ergste vond; mijn schoenen. Ik had volgens de schoenmaker nogal
beweeglijke grote tenen en die kwamen op een gegeven moment voor door de
neuzen gestoken er werd dan bij het verzolen een nieuwe neus
overheengestikt.
Ook liepen er mensen met ijzertjes onder hun schoenen opdat de hakken dan
niet aan een kant meer zouden slijten.
Oude bloezen of vestjes, konden ook van de jongens geweest zijn, droegen
we 's nachts af als pyjama.
Maar
ook op het werk was zuinigheid een deugd.
Ik werkte als apothekers assistente. Bovenop de potjes met tabletten die
uit de fabriek kwamen zat altijd een propje watten tegen het schudden, die
gebruikte wij weer om een zalfspatel schoon te maken en van de kartonnen
doosjes van het verband knipten we kaartjes om als spatel te gebruiken om
de mortier mee schoon te maken.
De flessen waar stroop in gezeten had, werden als ze leeg waren een poosje
op hun zijde gelegd want dan kwam er altijd nog een beetje uit.
Groeten,
Jeanne
Elissen