Joop
Cornelis (1936)
Op mijn eerste communiedag,
voorjaar 1936, kreeg ik hèt kado: schone, droge, zwarte kleren met lange
kousen, van de moeder van een collegaatje, nadat ik tijdens de
middagwandeling ver buiten het dorp in de sloot gesprongen was in plaats
van eroverheen. De juffrouw, op wie ik stapelverliefd was, want ze had zo’n
"razend-geheimzinnige, mooie en zachte opgerolde borstrok" onder
haar truitje waar ik wel eens tegenaan mocht leunen als ik verdriet had,
hield de meute van mijn eersteklasgenootjes in bedwang, die niets liever
deden dan mij uitlachen en compleet voor gek zetten, op weg naar het
dichtstbijzijnde huisje, namelijk dat van genoemd vriendje. De hele klas
moest buiten blijven, en alleen ik en de juffrouw mochten naar binnen voor
de verkleedpartij, en wèlke jongen was nou ooit aangekleed door die
schat; jammer dat zij niet nat was, bedacht ik op de terugweg; dan was dat
raadsel over die borstrok voor eens en voor altijd opgelost.
De andere kadootjes van die
dag weet ik niet meer, na 67 jaar.
Ik twijfel nog steeds of ik
wel goed gevormd ben… Plagers beweren van niet!