Mijn eerste heilige communie
Inmiddels ruim 50 jaar geleden deed ik mijn eerste
communie in de St. Janskerk van Waalwijk.
Uiteraard was daar een uitgebreide voorbereiding aan
vooraf gegaan. Die theorie kreeg ik op de St. Petrus lagere school, en de
praktijk natuurlijk op locatie.
Zowel broeders als de kapelaan deden hun uiterste best om
alles goed te laten verlopen. De broeder maakte elke week een prachtige
tekening op het schoolbord. Wellicht kunt u ze zich voorstellen. Het waren
landschappen met wegen die naar hemel en hel leidden (jazeker, de
comfortabele weg leidde wis en zeker naar de hel). Onze communie stond in
de tijd gepositioneerd bij de splitsing en een engel wees ons de goede
(dus slecht begaanbare) weg.
Of een tekening die verbeeldde dat je nu de leeftijd had
om het verschil tussen goed en kwaad te kennen. Broeders en geestelijkheid
vertelden je voor alle zekerheid uitvoerig wat dat goed en wat dat kwaad
was.
Kapelaan Wassenberg gaf uitvoerige godsdienstlessen en
beloonde goede antwoorden op vragen met het weggeven van bidprentjes. Niet
per stuk, hoor. Hij had een boekje waarin hij ieders score schreef. Hij
hanteerde namelijk verschillende moeilijkheidsgraden. Goede antwoorden
werden beloond met 1/16 tot ½ prent. Daarmee legde hij overigens voor ons
ongemerkt de basis voor het rekenen met breuken.
Tot de voorbereiding op de communie hoorde ook het oefenen
met, en uiteindelijk het echte biechten. Dat gebeurde aan het eind van een
middag in de kerk, waarbij de broeder in de biechtstoel zat en het dus
moeilijk was de orde te handhaven. Soms kwam er dan onverwacht een broeder
of geestelijke langs die dan enkele watsen uitdeelde. Ieder die klaar was
met de oefenbiecht mocht naar huis, hetgeen de wat uitgelaten (want toch
spannend, zo’n biecht) sfeer nog versterkte.
Naarmate het moment suprème naderde kreeg alles meer
vorm. Thuis werd er gesproken over het eten dat die dag op tafel zou komen
en de familie die uitgenood zou worden. Ook het communiepak werd
aangemeten en door mijn moeder, samen met mevrouw Verhoeven, onze naaister
die elke woensdag bij ons "goed" mee kwam verstellen en kleren
maken, in elkaar gezet.
Maar de hele ceremonie moest natuurlijk ook geoefend
worden. Om op een vlekkeloze uitvoering te kunnen rekenen werden we weken
van te voren klassikaal naar de kerk gevoerd om te oefenen. Daar ging je
met meerdere klassen heen, want de populatie communicanten was groot
genoeg om wel drie (grote) klassen mee te bevolken. De zittenblijvers van
vorig jaar gingen niet mee. Ik weet niet meer wat die dan deden, maar voor
mij onderstreepte dat feit de uitzonderingspositie die zij zichzelf
aanmaten.
Aan die oefeningen zat een wel heel interessant aspect
(ja, zo vroeg al!): er deden ook meisjes mee. De meisjesschool werd geleid
door nonnen en lag een kilometer van de jongensschool af. Daar had je dus
nooit mee te maken. De jongens zaten (lees: knielden) in de banken rechts
van het middenpad in de kerk; de meisjes werden ter linkerzijde gedreven.
Dat ging in tegenstelling tot bij ons, met enige opgewondenheid gepaard.
Het viel me toen al op, dat meisjes de neiging hadden te kwebbelen. Het
waren vooral de nonnen die voor een onrustige sfeer zorgden. Het waren
niet de rokken, want die ruisten evenveel als die van de broeders, nee, ze
bewogen meer, liepen meer, controleerden meer of alles wel goed ging. Als
om de broeders te laten zien hoe het eigenlijk zou moeten. Als er bij de
jongens iets onregelmatigs voorviel, lieten zij blijken dat goed in de
gaten te hebben en zouden waarschijnlijk het liefst zelf hebben
ingegrepen.
In feite bestond het de communie doen erin om erg lang
geknield allerlei liturgie te ondergaan en dan, rij voor rij, uit de bank
te komen en naar voren te lopen om daar (toen nog op de communiebank met
de handen onder het kleed) de hostie in je mond gestopt te krijgen. Ik kan
me niet herinneren dat we ooit een oefenhostie gekregen hebben, dus het
was wel droogzwemmen.
Het aardige van die communiegang was, dat gelijktijdig met
een rij jongens, ook een rij meisjes naar voren ging. Je liep dan samen
met een meisje de kerk door. Dat gaf voor de aanwezigen een aardig effect
was voor mij best wel enerverend. Na twee keer oefenen had ik door dat de
discipline rond de rangschikking zodanig was, dat je steeds naast
hetzelfde meisje liep.
Jammer genoeg liep ik niet naast het meisje waarvan het me
leuk leek om naast te lopen. Dus ging ik na school maar eens praten met
degene die dat wel deed. Doel was natuurlijk met hem van plaats te
wisselen. Ik meen dat het Herman van Ooien was, de bofkont. Maar Herman
rook profijt (hij moest er per slot van rekening straf voor riskeren om
gewiekst met mij te ruilen). Nu mochten wij ’s zondags een ijsje kopen
bij een lunchroom- achtige gelegenheid op de hoek Grotestraat- Hooisteeg
(ik meen Speekenbrink). Daarvoor kregen wij een zinken, vierkante stuiver
mee. In arren moede zette ik die stuiver in. Maar Herman deed het daar
niet voor en uiteindelijk moest ik hem een dubbeltje betalen om van plaats
te wisselen. Wel was ik zo slim om dat pas na de "wisseldaad"
uit te betalen.
Uiteindelijk bleek het een deceptie. Het meisje, waarvan
ik de naam zelfs niet kende, had gewoonweg niet in de gaten dat er nu
iemand anders naast haar liep. En van dichtbij viel ze me toch tegen. Maar
ik had het wel naar mijn hand gezet, en dat gaf een goed gevoel ondanks
dat niemand er iets van gemerkt heeft.
De communiedag zelf was ook een hele belevenis. Mooi in
het pak, veel aandacht, bezoek, je belangrijk voelen ten opzichte van
broer en zussen. Ik geloof dat ik er wel van genoot en het ontvangen van
die eerste hostie was uiteindelijk een echte belevenis. Bang om erin te
bijten en vooral maar lang genoeg met je ogen stijf dicht blijven zitten,
dan zou het wel goed gaan. Eenmaal thuis in het middelpunt van de
belangstelling staan deed je goed. De pastoor woonde vlak bij ons en kwam
daarom na alle andere huisbezoeken bij ons lang nazitten met borrels en
sigaar.
Maar al gauw was je met leeftijdgenoten bezig aan gebak en
het bewonderen van de cadeau’s die je gekregen had. Allemaal erg
verantwoord. Van mijn ouders een eigen servetring met initialen, van een
oom een horloge,van een tante een extra scapulier- medaille enzovoorts.
Van onze buren, die volgens mij niet echt geloofden want daar werd
"De Lach" gelezen (had ik er een keer stiekem gevonden) kreeg ik
een communiesetje, bestaande uit bord, kop en schotel waarop kindje Jezus,
engelen en een ciborie stond met daarboven een lichtgevende hostie. Ik
vond het verschrikkelijk. Natuurlijk had ik geleerd dat ik de duurzame
cadeaus moest waarderen maar zo’n setje ging me echt te ver.
Nu hadden ze bij Holtgreve (de winkel in huishoudelijke
artikelen en speelgoed) een prachtige "opdraaiauto" die ik echt
graag wilde hebben. De volgende dag ben ik er gaan informeren naar de
prijs en de prijs van het setje (want dat was daar gekocht). Die kwamen
overeen en ik ben op eigen houtje het zaakje gaan omruilen.
Daar bleek achteraf niemand blij mee te zijn. Holtgreve
niet, want die moest het na een jaar maar weer kwijt zien te raken, de
buren niet want ik had er toch blij mee moeten zijn en mijn ouders niet,
want die zaten er toch wat mee omhoog. Maar de ruil werd niet ongedaan
gemaakt en ik begreep daar uit dat ze het me diep in hun hart niet kwalijk
namen. En ik, ik heb veel plezier met het auto’tje gehad.
Dat alles ligt nu ver achter me ligt en ik heb er, ook
letterlijk, afstand van genomen. De enkele keer dat ik nog in de kerk moet
zijn krijg ik bij de consecratie toch een wat onbestemd gevoel. Daar staat
tegenover, dat het rekenen met breuken ook goed is blijven hangen.