Als het Pasen werd
en je was een eerste klasssertje van de lagere school, begon de
voorbereiding op je "Eerste Heilige Communie". Wekenlang, werd
je door de frater of de zuster van je klas en ook nog door de kapelaan van
de parochie, voorbereid op die grote dag. "Jezus" kwam immers in
je hartje!
Eer dat het zo ver
was, moest je zieltje rein zijn en je hartje helemaal voor "Hem"
klaar, wanneer hij voor het eerst écht bij jou zou komen. Spannend was
dat! Ook de eerste "biecht" werd voorbereid. De avond vóór de
grote dag zou je dan écht voor het eerst biechten en beleed je jouw
zonden.
Eigenlijk kon je
niet wachten. Op de dag van je H. Communie was ook nog eens alle aandacht
op jou gericht. Een héle eer! Zeker als je uit een groot gezin kwam. De
hele buurt stuurde bovendien prentjes en kleine cadeautjes of stukken
chocola. Mekka’s!
Ieder die op het
feest kwam, mocht prikken in een kaart waarop een negerkopje stond
afgebeeld. Je prikte er met een speld aan de achterkant doorheen en moest
dan het bedrag betalen dat op diezelfde plek aan de voorkant vermeld
stond. Een stuiver of een dubbeltje voor de missie.
Van je peettante
kreeg je een dejeuneetje. Zoiets bestond uit een kop en schotel en een
boterhammenbordje, met daarop een afbeelding van een braaf, jongens- of
meisjescommunicantje dat met open mond de verlichte H. Hostie rechtstreeks
van Jezus zelf, aangereikt kreeg.
Je moest
natuurlijk op zijn Paasbest gekleed zijn die dag. Onze pa toog dus met mij
en mijn twee jaar jongere broertje, naar "ome Dorus" de
kleermaker.
Twee coupons
donkerblauw kamgaren had pa in de fabriekswinkel voordelig kunnen kopen.
De lappen leken wel érg op elkaar. De éne met een blauw met wit
streepje, de andere met een blauw en rood streepje. Een colbertje met een
korte broek, zowel voor mij als voor mijn broertje, dat zat er allemaal
nét in.
Na een week
mochten we komen passen en nog een week later, precies op tijd dus, waren
ze klaar. Eigenlijk vond ik daar iets oneerlijks inzitten. Ik deed mijn
communie en mijn broertje niet. Terwijl hij toch óók een nieuw pak
kreeg! Maar ja, zulke gedachten hoorden niet bij een rein zieltje.
Eindelijk brak dan
de grote dag aan. Bij het eerste morgenlicht was ik al wakker en kreeg
zoals elke dag zin in een boterham. Maar ja. Vóór de H. Communie moest
je nuchter zijn. Net als de grote mensen. Wat ik er dan ook graag voor
over had.
Tenslotte werd het
tijd om van huis te gaan. De zon scheen. Een zachte wind blies roze
kersenbloesems over de muur van de pastorietuin en spreidde ze over het
kerkpad. Een feestelijk gezicht! Ons hele gezin was mee naar de kerk en
bracht mij tot aan de kerkdeur.
Daar aangekomen
moest ik op zoek naar mijn eigen plaats. Vóórin mocht ik in een van de
kerkbanken gaan zitten. Bij de andere communicantjes, die er mooi
schoongewassen uitzagen. Helemaal in het nieuw gestoken! De jongens met
hun nog natte, pasgekamde haren. De meisjes gekleed in witte
bruidsjurkjes. Smetteloos zuiver zoals zijzelf zaten ze met verse
pijpenkrullen nog stijf van het suikerwater, te stralen. De reinste der
schepselen!
Voorzichtig schoof
ik de bank in om vooral de vouw in mijn broek te bewaren die er zo mooi en
stevig in zat. Ik kon terwijl ik op mijn knieën zat, langs de vouwen van
mijn broek naar beneden kijken. En als ik nu niet bukte, zaten ze er
straks bij het ter communie gaan nóg kaarsrecht in. Ome Dorus had zijn
best gedaan! Ik had lichtgrijze kniekousen aan en zwarte nieuwe schoenen.
Met nog gladde leren zolen, die nog blonken van de nieuwte!
De kerk liep vol.
Alle ouders, opa’s en oma’s en zoveel mogelijk verdere familie.
Allemaal waren ze er. En dan verliep alles zoals we de dagen daarvoor
hadden ingestudeerd. We zongen dan ook braaf:
"Achter het
deurtje van het altaar
Woont Gij waarlijk
Lieve heer"
En een rij van
Heilge Eng'len
Knielt eerbiedig
voor U neer
Met telkens het
refrein:
Kom Heer Jezus in
mijn hartje.
Kom O Jezus, Lieve
Heer
Ik verlang naar u
zo vurig
Kom O Jezus, wacht
niet meer…
Gij zijt in de
Heilige Hostie
'K zie U niet O
Lieve Heer
Ik geloof het en
aanbid U
En ik kniel met
d'Eng'len neer
"In de blanke
Heilige Hostie.
Zijt Gij waarlijk,
Lieve Heer.
In de kleine
Heilge Hostie
Komt Gij in mijn
hartje neer…"
Samen met de grote
mensen baden we "Heer ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar
spreek slechts één woord en mijn ziel zal gezond worden:…" En dan
werden we rij voor rij, naar de communiebank geleid.
De mensen kropen
op hun stoelen, reikhalsden om te kijken en hielden hun adem in. Vol
verwachting. Ook mijn rij kwam aan de beurt. Ik zou bij het volgende
gerinkel van de altaarschel mogen knielen om "Onze Lieve Heer"
te ontvangen. Terwijl ik knielde keek ik nog eens naar de vouw in mijn
broek, en schrok!
Ik had een
colbertje aan met een blauw met wit streepje. En mijn broek had, zag ik,
een blauw met rood streepje! Helemaal fout! Ik schaamde me diep. Vooral
voor Onze Lieve Heer, die uitgerekend bij me kwam nu ik er zó bijliep!
Mijn dag was stuk!
Alle ogen waren op mij gericht. Ik voelde het! Wie ontvangt er nu zó de
Eerste Heilige communie? Wie gaat er nu zó naar de kerk? Iedereen kéék!
Ik kreeg het helemaal warm...
Thuis was het
gelukkig tóch feest en werd er bij aankomst confetti voor me gestrooid.
Overal waar ze een communicantje hadden lag er de stoep aan de voordeur
mee vol. Een mooi gedekte tafel wachtte. Witte puntbroodjes, krentenbollen
en chocolademelk, alles was er!
Eigenlijk een dag
zoals bij iedereen. Maar ook nu nog denk ik, zodra ik weer communicantjes
zie, aan die éne dag. De dag waarop ik me zo goed had voorbereid en die
door een simpele vergissing nooit de dag werd zoals ik me die had
voorgesteld. Een dag die ik nooit meer over zou kunnen doen of tegenover
Onze Lieveheer ooit zou kunnen goedmaken.