Mijn
Eerste Heilige Communie
Stuur ons uw
verhaal over
uw Eerste
Communie-dag
Inzendingen: leed@brabantsdagblad.nl
Ton
Cruijsen
Roomser
dan de paus
In
1956 doe ik mijn eerste communie. Wekenlang ben ik op de gebeurtenis
voorbereid. De pastoor geeft extra lessen op school en de onderwijzer van
mijn klas voegt daar nog het zijne aan toe. Straks mag ik, zo houden zij
mij voor, net als de volwassenen naar de communiebank stappen om het
lichaam van Christus in ontvangst te nemen. Je voelt aan dat dit zeer
bijzonder moet zijn. Maar wat het is, is moeilijk te omschrijven. Het
blijft een beetje mystiek.
We
oefenen een paar keer in de kerk. "De Heer zit niet op de mat,"
merkt juffrouw Werten op als ik volgens haar te veel naar beneden kijk
tijdens het naar voren lopen. Die opmerking raakt mij zeer. Ze is niet
mijn juffrouw en waaraan ontleent ze het recht om een dergelijke opmerking
te maken.
Mijn
ouders zijn niet bij de voorbereidingen in de kerk betrokken. Zij beperken
zich tot de meer stoffelijke aspecten die de eerste communie omringen. Bij
de winkel van Burhorst in Grave zoekt mijn moeder een communiepakje voor
mij uit. De keuze valt op een grijze broek met een grijs jasje en niet te
vergeten een wit overhemd met een vlinderdasje.Wat ik er zelf van vind
doet er eigenlijk niet toe.
Van
mijn ouders ontvang ik op de communiedag een fiets. Een tweedehands
karretje met een kolossale handrem. Het stalen ros glimt als een spiegel
dankzij de nieuwe laklaag die er opgespoten is. Ik ben erg blij met het
vervoermiddel, al schaam ik me tegelijkertijd ook een beetje voor het
aftandse model. Voorzichtig probeer ik het uit en fiets over het pad van
mijn huis naar de weg. De eerste keer stoppen levert meteen een probleem
op, ondanks de in mijn ogen enorme afmetingen van de handrem. Ik bots
bijna tegen de autoscooter op die vanwege de kermis bij ons in de straat
staat. Haastig kijk ik om me heen om te zien of niemand mijn onhandig
gemanoeuvreer gezien heeft, want de wetenschap dat je nog niet kunt
fietsen, hou je liever voor jezelf.
Voor
de rest krijg ik alleen geld op mijn communiefeest, maar veel schiet ik
daar niet mee op, want mijn moeder raadt mij aan elke gulden in de
spaarpot te stoppen en dat betekent in de praktijk dat ik er nooit meer
iets van terugzie. Mijn moeder huldigt het standpunt dat wat wij als
kinderen nodig hebben niet uit een spaarpot hoeft te komen, maar gewoon
aan haar gevraagd kan worden. Een spaarpot is dus eigenlijk overbodig.
Een
kennis van mijn moeder, Jan Bonnet uit Nederasselt, brengt op verzoek van
mijn moeder zijn fototoestel mee. Een vierkant zwart doosje met de zoeker
aan de bovenkant. Achter de schuur tegen een grote beukenhaag aan slaagt
hij erin zeer roomse foto's van me te maken. Roomser dan de paus. De
fotograaf laat me neerknielen op een klein stoeltje voor een tafeltje met
daarop een Mariabeeld, twee iele plantjes en een kaars. Mijn handen vouw
ik vroom, zoals ik dat ook had moeten doen toen ik naar de communiebank in
de kerk liep. Ik doe precies wat er gevraagd wordt en weet niet beter dan
dat het zo wel goed zal zijn.
Mijn
moeder is nadien zeer tevreden over de foto's behalve over die ene foto
waar opa nog net op het randje op staat. Dat had niet gemoeten. Hij
verstoort het beeld. Ze vraagt aan Jan Bonnet of de foto ook zo af
te drukken is dat opa wegvalt. Het antwoord kan ik mij niet herinneren,
maar een foto zonder opa heb ik nooit gezien.
|