Elk
jaar als de kruinagel* bloeide, vervulde het de mensen
van
onze streek met blijde verwachting. De kermissen waren
immers
in aantocht! Vooral de jeugd zag daar naar uit nu
het
geleidelijk aan tegen de zomer begon te lopen.
Rosmalen
kermis speelde zich af in het hart van het dorp tegen-
over
de smederij van de Schel en café het Centrum. Als
wij
Rosmalen binnenreden via het Sprokkelbos en de
Hondsberg
hoorden we de kermisklanken aanzwellen en
dan
gingen we harder fietsen.
Naar
de kermis ging ik nooit alleen. Dat had meerdere rede-
nen.
Allereerst was een dergelijk dorpsfeest naar mijn idee
alleen
gezellig als je er met een groepje was. Maar bij mij
was
er ook een practische reden. Als zestienjarige wilde ik
het
café in en daarvoor had ik een te klein postuur in die da-
gen.
Gelukkig waren mijn neven wat groter en waren zij
eenmaal
binnen, dan was de toegang voor mij ook veel mak-
kelijker.
Al
weken van tevoren waren we met sparen begonnen. Thuis
hadden
we op alle mogelijke manieren wat extra's zien te be-
machtigen,
de centen die we verdienden door het werk op de
boerderij
van ome Bert - daar werkte de halve familie in de
zomer
- hadden we angstvallig opgespaard. Bovendien had
ik
wat geld kunnen lenen van mijn oudste broer die al onder
dienst
was en toch geen kermis kon houden. Hij zat op een
schip
in Dordrecht.
Van
het geld voor de kermis was al het een en ander afge-
gaan
voor sigaretten die wij, neefs, toen samen kochten. Dat
kon
een pakje van tien zijn, wat nog onder de twee kwartjes
te
bemachtigen viel. Dat rookgerei was hard nodig voor ons,
want
door met een brandende sigaret over de kermis te
gaan,
maakten we een oudere indruk.
Toen
gingen wij gedrieën nog 'gruts' op onze sigaret. Want
de
onzinnige slagzin 'het is geen man die niet roken kan',
had
ons behoorlijk in zijn macht.
Kermis
was slechts kijkgoed voor ons. W e hielden ons weini-
ge
geld vast voor de pilsjes in de kroeg, waar gedanst werd.
Ondanks
die zelf opgelegde bestedingsbeperking flaneerden
wij
graag over het volle kermisterrein. Het was plezierig te
kijken
naar het vrolijke volk en de draaiende kinderen ter-
wijl
de smartlappenmuziek uit verschillende kramen te za-
men
met wervende kreten over ons uitgeslingerd werd.
Hadden
we de kermisattracties allemaal eens goed bekeken,
dan
gingen we naar café Juliana in de Stationsstraat, want
daar
vierde het jonge volk zijn kermis. Daar bij Tňntje de
Smid,
was het altijd heel gezellig. We zaten er met grote ge-
mengde
groepen aan lange tafels en luisterden naar de mu-
ziek
die de accordeonist en de drummer ten beste gaven. Bij
Tontjes
was een verhoging waar gedanst werd. Meestal was
het
daar veel te druk, maar dat vonden wij wel prettig. Im-
mers
daardoor juist viel onze onkunde in het dansspel niet
zo
op. Waarschijnlijk hadden wij ook alleen maar in die
massa
het lef wat op de maat van de muziek mee te huppe-
len.
En dan nog had het al heel wat in gehad, voor ik het lef
op
kon brengen een meisje ten dans te vragen.
De
grootste ellende bij Tontjes was altijd het geven van
rondjes.
Ik zou zo graag net zo vlot getrakteerd hebben als
sommige
ouderen dat deden, maar dikwijls moest ik eerst
naar
het toilet om te controleren of ik het wel voor onze hele
tafel
zou kunnen bekostigen. Stiekem aan de bar een pilsje
pakken
voor je kameraden en jezelf vonden wij geen stijl.
Per
slot van rekening hadden we de hele avond aan die tafel
gezeten
en gebuurt en plezier gehad.
Soms
hadden we een meevaller en gaf een meisje, dat de hele
avond
van iedereen al 'bessen' had gekregen, onverwachts
een
rondje terug. Het kwam echter veel vaker voor dat we
het
laatste deel van de avond 'droog' uit moesten zitten, of
dat
we onverhoopt veel vroeger dan de bedoeling was, naar
huis
toe moesten. Want met een lege portemonnee zat je niet
lekker
in een café.
Van
het kapitaal dat naar Tontjes ging, probeerden we vaak
minstens
een kwartje over te houden. Dat was voor de mal-
lemolen.
Na elven zouden we met een stelletje grieten in vol-
le
vaart rondzwieren. Tenminste dat was al eens gelukt. In
zo'n
gekke groep van jonge jongens en meiden geneerde ik
me
dan niet eens meer! Dat kon echter alleen vlak voor de
mallemolen
dicht ging en alleen als alles meezat, zodat er
ook
wat vrouwvolk bereid was mee te gaan draaien.
Na
de dolle rondjes gingen we dan soms ergens mee op de
koffie.
Bij sommige goede adressen kwam er zelfs nog
brood
en worst en krentenmik op tafel! Dan was de afslui-
ting
helemaal een groot succes en in ons enthousiasme ver-
kochten
we veel vrolijke onzin voor we huiswaarts fietsten.
Bij
Tontje de Smid kwam ik veel bekenden tegen. Er waren
buurtgenoten,
maar ook schoolvrienden. De kwekelingen
uit
Rosmalen waren op de vingers van een hand te tellen. De
paar
die met mij in Den Bosch op de BKS zaten, waren hier
wel
present.
Het
was voor mij plezierig dat mijn beste schoolmakker en
klasgenoot
op de kweekschool hier met zijn kameraden aan-
wezig
was. Van de andere kant droeg het er meer dan eens
toe
bij dat er een extra-rondje buiten de begroting gegeven
diende
te worden en dan kon het gebeuren dat ik geld moest
lenen
van mijn vrienden die allemaal meer hadden dan ik,
omdat
ze al werkten en verdienden. De naweeën van de ker-
mis
voelde ik dan nog lang als het dorpsfeest voorbij was.
Schuldbewust
en lichtelijk aangeschoten was ik thuisgeko-
men
en nog weken bleef ik in de schuld staan bij een of meer
vrienden.
Eens
leende ik van mijn broer om mijn neef af te kunnen
lossen.
Het was beter binnen het eigen gezin in het krijt te
staan
en bovendien was de kans op onvergoede kwijtschel-
ding
bij mijn oudste broer aanwezig.
Toen
de nieuwe vindingen van suikerspinnen en friettenten
op
het kermisplein verschenen, liep ik daar meestal aan
voorbij.
Niet dat ik hun waren niet lustte, maar mijn geld
bleef
bestemd voor de weinige pilsjes die ik kon bemachti-
gen
bij Tontje de Smid.
Het
dorpse kermisvieren taande naarmate de carnaval toe-
nam.
Steeds minder volk vierde het jaarlijkse feest van de
zomer
en allengs meer mensen liepen vreemd uitgedost over
straat
rond vastenavond. Zwarte petten, rode zakdoeken en
blauwe
kielen hoorden blijkbaar bij de carnavaleske uitbun-
digheid,
terwijl kermisvieren eigenlijk in overhemd moest
kunnen,
verkleedpartijen kwamen daarbij niet te pas.
Hooguit
wat confetti kon de kermisvierder sieren als hij uit
een
overvol kroegje kwam.
De
teruggang van de kermis kon je constateren aan het ver-
dwijnen
van het circusachtige. Fakirs, slangenbezweerders,
reuzen
en lilliputters verdwenen met de wilde dieren en
steeds
meer mechanisch vermaak kwam ervoor in de plaats.
De
kroegskes rond het kermisterrein waren niet meer de bij-
enkorven
vol zoemende muziek die ze vroeger waren, maar
toen
hadden de attracties op het plein ook niet zo gedaverd
door
hun eigen muzikale gedender.
De
enige attracties die door de tijden heen standgehouden
hadden,
waren de draaimolen, de schommels, de schiettent
en
de oliebollenkraam. Gokgelegenheden, botsauto's na-
men
geleidelijk aan een belangrijk deel van het kermisterrein
in
beslag.