De
Man met de Steen
Met
half verdoolde glimlach
bewaart
hij het geheim
der
Heilige Drievuldigheid
in
zijn gouden schrijn,
Hij
draagt het naar de steigers,
zijn
tafel en zijn bed,
waar
hij het onder handbereik
als
een kleinood naast zich zet.
Hij
wil het niet verliezen,
bewaakt
het overal,
vrezend
dat de duivel zelf
het
listig stelen zal.
Soms
spotten zijn gezellen:
Jouw
schrijn is slechts een steen.
Dan
kijkt hij met verzaligd oog
door
alle raadsels heen.
Hij
draagt de steen der wijzen:
De
mens is veel te klein
voor
't mateloos mysterie,
geborgen
in dit schrijn.