De
dwaze Maagd
De
huik over haar ogen
zag
zij niet vooruit,
dacht
niet meer aan de bloemkrans,
de
lampen en de fluit;
bewaarde
niet de olie
voor
de blijde vlam,
toen
eindelijk de bruigom
naar
zijn bruid toe kwam.
Nu
zit zij naast de feestzaal
-
gehuld in haar verdriet -
en
hoort voorbij de poorten
het
eeuwig bruiloftslied.