De
Metselaar
Hij
metselt reeds jaren
aan
de Sint Jan,
denkend
aan later,
dromend
ervan.
Hij
prevelt een Ave
bij
't luiden der klok
en
rust slechts een wijl
voor
een langzame slok.
Soms
neuriet hij zwijgend
een
oud refereyn
over
leven en liefde,
verlangen
en pijn.
Zijn
hand aan de troffel
metselt
hij voort
langs
de waterpaslijn
van
het strakstaande koord.
Eens
rijst hier uit steen
het
gebeeldhouwd verhaal
van
God en de mensen:
de
kathedraal.
|
Zeeuwe
13-1.
Zie Coppens 58 & 59 & 64. |