In het verleden deden Bruna,
de AP en Luitingh enkele halfslachtige pogingen om het genre bij
een groter lezerspubliek geliefd te maken, maar de uitkomst was
teleurstellend. Het heette dat de Nederlandse lezer liever een
boek van Simenon, Agatha Christie of Dick Francis las. De
hardgekookte, pessimistische roman bleef toch vooral het
troetelkindje van de echte afficionades en verzamelaars van
Amerikaanse paperback-omslagen uit de jaren veertig en vijftig.
Ook al lijkt de roman noir
hier op sterven na dood, uitgeverij Zephyr uit Amsterdam probeert
het opnieuw. Fraaie hardcover-uitgaven van de beste zwarte romans,
liefdevol vertaald, moeten de literaire lezer verleiden om zijn
vooroordelen opzij te zetten. De initiator van de reeks is George
Coppens, die al op zijn zestiende een fervent lezer van James
Hadley Chase was. Gevraagd naar het verschil tussen een
doorsnee-thriller en een roman noir, antwoordt hij: 'Dit
type roman benadrukt het kwade in de mens, die zich hieraan
overgeeft - en in de meeste gevallen - zichzelf hiermee te gronde
richt.' Het fonds van Zephyr grossiert in schrijvers, die
gefascineerd worden door dood, doem en duisternis. De uniforme
vormgeving van alle boeken onderstreept, dat de redactie geen
wezenlijk onderscheid maakt tussen het werk van James M. Cain,
David Goodis of James Hadley Chase. 'Roman noir-auteurs
hebben een visie op de mens: het gaat om meer dan superieur
vakmanschap,' verklaart Coppens zijn fascinatie voor het genre.
'Ze laten hun licht schijnen in de donkere krochten van de ziel.'
De traditioneel magere
belangstelling voor het genre wijt hij aan literair snobisme. 'Een
zeker dédain voor de zwarte roman is de recensenten in Nederland
niet vreemd,' zegt hij. De Franse critici lijken altijd meer oog
te hebben gehad voor de kwaliteiten van deze boeken. Er verschenen
serieuze studies en essaybundels over het genre. De reeks série
noire bevat bijna alle belangrijke schrijvers van deze
pessimistische stroming. Toonaangevende literaten staken hun
bewondering voor de roman noir niet onder stoelen of
banken. 'Albert Camus was een groot bewonderaar van James M.
Cain,' memoreert Coppens. 'Andre Gide liep weg met het werk van
Dashiell Hammett en Jean Giono las graag de boeken van James
Hadley Chase.'
Maar wat dan nog? Vakmanschap
en visie bestempelen een schrijver nog niet tot een interessant
fenomeen. Zwartgalligheid garandeert allerminst diepgang. En ook
al koketteerden sommige Franse existentialisten en cineasten met
hun voorliefde voor de roman noir, daarmee zijn ze a priori
nog niet belangrijk. Hun thematiek vertoont wel een opvallende
verwantschap met het realistische werk van Theodore Dreiser, John
Steinbeck en Jack London, maar ze schreven in eerste instantie
voor een massapubliek. Boden ze niet vooral escape?
Laten we de proef op de som
nemen met de pas vertaalde romans van James Hadley Chase, een
Engelsman die een oeuvre van een slordige tachtig, negentig romans
opbouwde. Hij verwierf vooral bekendheid met het scandaleuze No
orchids for Miss Blandish (1939), dat door zijn kritische
tijdgenoten smalend werd afgedaan als een vulgaire bewerking van
Faulkners Sanctuary.
Met J.H. Chase is iets
bijzonders aan de hand. Hij werd geboren in Londen en was
encyclopedieverkoper en boekendistributeur voordat hij zijn
hoofdzakelijk in de USA gesitueerde hardgekookte romans ging
schrijven. Gebrek aan kennis hinderde hem amper. Hij documenteerde
zich met slang-woordenboeken, atlassen en reisgidsen. Slechts
tweemaal zou hij Amerika bezoeken.
Toch werd hij - in elk geval
in Frankrijk - een soort boegbeeld van de roman noir-stroming,
die van oorsprong door en door Amerikaans is. Het genre wortelt in
de Gothic Novel van Edgar Allen Poe en de western. Dashiell
Hammett (Red Harvest, The Glass Key) en Raymond Chandler (The
Big Sleep, The Long Goodbye) waren de vernieuwers en
grondleggers van het type misdaadroman, waar Chase op
voorborduurde. Niet de oplossing van een raadsel of een misdaad,
maar de gemoedstoestand van de held en de bijna vergeefse strijd
tegen het onrecht staan in deze hardboiled novels centraal.
Het decor werd verplaatst van het aristocratische Engeland naar de
agressieve Amerikaanse grootstad. De privé-detective - en soms de
journalist - was een heroische asfaltridder, die zowel de
corruptie binnen het politieapparaat als de macht van de
misdaadsyndicaten bestreed.
Chandler leed zijn leven lang
onder het stigma van detective-schrijver. Geen wonder. Wie zijn
romans leest, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij in
feite een registrator van gemoedstoestanden was. Vervreemding,
wanhoop en desillusie hangen als een zware walm boven de
bladzijden. Niet de vaak gezochte intrige, maar de sensuele stijl,
de sfeertekening en de humor hebben zijn werk voor de vergetelheid
behoed.
Voor het succes van de
zwarte, hardgekookte roman in de jaren dertig en veertig zijn
allerlei verklaringen gezocht. Het culturele klimaat in Amerika
was rijp voor zulke boeken. De Drooglegging en de Beurskrach van
1929 genereerden werkloosheid, toekomstangst en ontworteling. Er
ontstonden misdaadsyndicaten, die met geweld en terreur heersten.
Corruptie vrat het gerechtelijk apparaat en de politie aan.
Talloze Amerikaanse mannen zwierven van hot naar her, op zoek naar
een baantje en onderdak. Het is tegen deze achtergrond, dat de roman
noir zo'n weerklank kon krijgen.
Bovendien ontstond er dankzij
de opkomst van de paperback-industrie een groeiende vraag naar
snel geschreven, pakkende romans met herkenbare personages. De
western appelleerde steeds minder aan de behoeften van het nieuwe
lezerspubliek. Wat moest je met een eenzame cowboy, die nog in de
mythe van het onbegrensde Amerika gelooft? Daarentegen riep de loner,
de verliezer, de kleine man die geen deel had aan de Grote
Amerikaanse Droom, veel meer herkenning op. Niet de weidse
prairie, maar de gewelddadige en vervreemdende stad was zijn
jachtterrein geworden. Wie de romans van David Goodis leest, maakt
kennis met het nachtmerrie-achtige bestaan van ontheemde figuren,
die langzaam afglijden naar zelfdestructie. Er wordt dan ook flink
wat gezopen en gedronken in de roman noir.
De kluizenaar-schrijver James
Hadley Chase, woonachtig in Engeland, schiep zich een eigen
Amerikaans universum naar het voorbeeld van de roman noir-schrijvers
die hij aandachtig gelezen had. Dat zijn boeken enorm aansloegen
bij de lezers aan de overkant van de Atlantische Oceaan had niet
alleen te maken met zijn vermogen om als Amerikaans schrijver pur
sang te poseren. Nee, het was vooral zijn mysoginie, zijn
onversneden vrouwenhaat, die een gevoelige snaar beroerde bij de
meeste mannen.
Chase wist intuitief dat het
matriarchaat nergens steviger verankerd was dan in de VS. In het
collectieve onderbewustzijn van de gemiddelde Amerikaanse man
fungeert de vrouw als de hoedster van de moraal, moeder en
deugdzame echtgenote. In de romans van J.H. Chase ontmoeten we
echter nogal wat fatale vrouwen, het prototype van la belle
dame sans merci, wreed en berekenend, en niet zelden misdadig.
Zowel in het hier pas verschenen Eve als Zo ergens, zo
nergens wordt de held het slachtoffer van de machinaties van
'een spinnenwebvrouw'. Luister maar naar hoe Chase de gedachten
van Clive Thurston, de held van Eve, verwoordt: 'Ze was
moeilijk te krijgen en dat prikkelde me. Het zou een strijd worden
waarbij alle middelen waren toegestaan. Ze was geen onschuldig
wezen dat ik moeiteloos om mijn vinger kon winden. Ze had me
onbewust de handschoen toegeworpen en ik zou hem opnemen. Ik
twijfelde niet aan het eindresultaat. En ik bekommerde me er ook
niet om wat er zou gebeuren als ik haar eenmaal bestormd had. Dat
zouden we dan wel weer zien.'
De hoofdpersoon herkent in
deze Eve zijn tegenpool en lotgenote. Ze doet zich voor als de in
de steek gelaten echtgenote, maar is eigenlijk een prostituée.
Thurston zelf speelt ook een spel van schijn en wezen. Hij geeft
zich uit voor de auteur van een toneelstuk, dat eigenlijk door een
pas overleden vriend is geschreven. De smaak van mislukking,
zelfhaat en minderwaardigheidsgevoelens overheersen in Eve.
Chase beschrijft niets anders dan de noodlottige en onafwendbare
ondergang van het tweetal. Hij voert een dodelijke paringsdans op.
Ook in het vijftien jaar
later verschenen Zo ergens, zo nergens volgt Chase dit
stramien. Hier is de hoofdpersoon een aimabele, maar onzeker man
die een rotbaantje heeft bij een brandkastenfirma. Zijn vriendin
maakt het uit omdat hij te vaak moet overwerken. Met een collega
probeert hij een safe van een van de klanten te kraken. Hij wordt
opgepakt en neemt de schuld op zich, zijn kompaan weet te
ontkomen. In het tweede deel van de roman strijkt hij neer bij een
tankstation met de wel heel symbolische naam Point of No Return.
Terwijl de politie vergeefs op hem jaagt, probeert hij een nieuw
leven als pompbediende en kelner op te bouwen. Maar de echtgenote
van zijn baas - net zoals in The Postman always rings twice
- verleidt hem en betrekt hem in een moord, die hem uiteindelijk
noodlottig wordt.
Feitelijk zijn de anekdotes
van weinig belang. De onweerstaanbare aantrekkingskracht van beide
boeken schuilt in de bitse, kale stijl, de spottende toon en de
broeierige seksualiteit. Voeg daarbij de beklemming, de bijna
Kafkaëske vervreemding, en het mag duidelijk zijn waarom iemand
als Camus de noodlotsatmosfeer van deze boeken zo waardeerde.
Desillusie en wanhoop vormen de grondtoon, de intrige is alleen in
zoverre belangrijk dat de lezer voortgestuwd wordt naar het einde.
De roman noir biedt existentialisme avant la lettre en
spanning tegelijk.
Ironisch genoeg waren het de
Amerikaanse paperback-uitgeverijen met hun goed geoliede
marketing-afdelingen die de verspreiders werden van deze
subversieve fictie. In de jaren vijftig, toen de omslagen
uitdagender en bruter werden, liepen er diverse rechtszaken tegen
de uitgevers van zwarte misdaadromans. McCarthy joeg op
communisten, de Hayes-commissie zag streng toe op de kuisheid van
Hollywood-films, en verontruste burgers fulmineerden tegen de
paperback-industrie, omdat ze de fatale vrouwen en misdadige
mannen in de roman noir funest voor de geestelijke
gezondheid van de Amerikaanse jongemannen vonden.
Tegen die tijd had Hollywood
zich al ontfermd over de zwarte roman. Fritz Lang, Robert Siodmak,
Preminger en andere regisseurs creëerden de film noir, een
op het Duitse expressionisme geënte stijl, met harde
slagschaduwen, extreme camerastandpunten en naargeestige
interieurs. In de rolprenten figureerden verraderlijke vamps en
gewelddadige mannen, die meestal noodlottig aan hun eind kwamen.
De meeste films eindigden met een ontsnapping in de dood
(auto-ongeluk, vuurgevecht) of een vlucht naar een exotische,
tropische bestemming.
De harde kantjes van het
genre werden echter zorgvuldig weggeretoucheerd. Billy Wilder's Double
Indemnity is vrouwelijker en zachter dan Cain's boek. The
postman always rings twice, lang onverfilmbaar geacht vanwege
de immorele tendens, werd bij regisseur Garnett een onvervalste
MGM-tranentrekker. Het was de gouden era van de misdaadfilm.
Literaire auteurs - Faulkner, Latimer, Fitzgerald en vele anderen
- verhuurden zich als scenarioschrijver.
Op hun beurt gaven de
paperback-uitgevers hun ontwerpers de opdracht de filmposterstijl
van Hollywood te imiteren. Sensationele kreten, nog uitdagender
poserende femmes fatales en de eeuwig fallische revolver
sierden de omslagen. Ook minder getalenteerde, maar handige
pulpschrijvers als Mickey Spillane gingen het genre beoefenen en
banaliseerden de stijl. Tot Nederland drong er destijds
mondjesmaat iets van door. De UMC-pocketreeks met zijn armoedige
omslagen en beroerde vertalingen droeg in belangrijke mate bij aan
de lage status die schrijvers als Chase hier verwierven. Toen
letterkundige faculteiten in de jaren zestig en zeventig de
triviaalliteratuur als object voor sociologisch onderzoek
ontdekten, bleef de roman noir goeddeels buiten beeld. Het
was vlees noch vis. Een hybridisch genre. Te groot voor het
pulpservet en te klein voor het literaire tafellaken.
Zoals eerder opgemerkt heeft
de zwarte roman in Frankrijk en Amerika inmiddels een volwaardige
plaats verworven. Hier valt nog enig missiewerk te verrichten. Als
George Coppens met zijn heruitgave van de hoogtepunten uit de série
noire durft door te gaan, ontstaat misschien ook hier een
schare fijnproevers en wordt De Maand van het Spannende Boek zo
zwart als die hoort te zijn.