De groeiende verbazing schreef de
biografe Deirdre Bair (eerder reconstrueerde zij de levens van De
Beauvoir en Beckett) het levensverhaal van feministisch icoon en
cult-auteur Anaïs Nin (1903-1977), die tot haar laatste snik vocht voor
de publicatie van haar dagboeken. Omdat Nin zo goed kon liegen, op het
pathologische af, stond haar biografe voor de taak uit het moeras van
verzinsels en groteske verdraaiingen de ware toedracht te destilleren.
Speurderswerk dat resulteerde in een het demasqué van een beroemdheid
die poseerde als vrijgevochten, pre-feministische literaat van de
Linkeroever in Parijs, maar in werkelijkheid een naar adoratie
hongerende schrijversgroupie was. Een sekreet. Een bigamiste. Een
aartslui bankiersvrouwtje dat teerde op de inkomsten van een man, die ze
verweet dat hij slechts voor 10 % kunstenaar en 90 % zakenman was.
Kortom, een schilderachtige courtisane met literaire pretenties.
Nin's ster rees eind jaren zestig,
begin jaren zeventig, toen de tijd rijp was voor bekentenisliteratuur en
de vrijere seksuele mores het pad effende voor commerciële
uitgevershuizen als Bantam om haar werk zonder angst voor een
censuurproces te lanceren. De vrouwenbeweging omarmde haar als
voorvechtster van het recht van elke vrouw om haar leven en seksualiteit
op haar eigen manier te beleven. De behoefte aan romantische verhalen
over de in vrijwillige ballingschap levende Amerikanen op de Linkeroever
van Parijs tijdens het Interbellum bevredigde ze met haar
dagboekaantekeningen op een meer dan royale wijze. En dan de erotica.
Dat ze samen met Henry Miller voor 1 dollar per pagina voor een rijke
verzamelaar hitsige verhalen had geschreven om haar eeuwige geldzorgen
te bestrijden, was voor menigeen de legitimatie om een pocketbundeltje
pornografica voor een fractie van de oorspronkelijke prijs aan te
schaffen. In Greenwich Village had zich een hele coterie rond Nin
gegroepeerd. Er was een toegewijde schare volgelingen die ze liefkozend
haar dochters of Ninnies noemde. Haar ijdelheid werd gestreeld door een
nieuwsletter vol hagiografische artikeltjes. Dat ze tot Vrouw van het
Jaar werd uitgeroepen en mocht toetreden tot The American Institute of
Arts and Letters in New York vormde de bekroning op een leven van
schaamteloze zelfpromotie. Ze afficheerde zichzelf het liefst als een
Amerikaans-Europese surrealiste. Een Schrijfster van Formaat. Haar roem
was echter kortstondig. Tegenwoordig wordt haar werk nog alleen maar
gelezen door een handjevol literatuurwetenschappers, een verdwaalde
Nin-adept en liefhebbers van erotica die het oneens zijn met de
opdrachtgever van weleer, die haar vroeg of ze asjeblieft de poëzie en
de ellenlange beschrijvingen wilde weglaten ten faveure van de seks.
Nin's vader was een berooide
Spaanse concertpianist. Tijdens een optreden in Havana leerde hij de
acht jaar oudere Rosa kennen, een koopmansdochter van Deens-Cubaanse
afkomst. Ze trouwden in 1903. Het echtpaar vestigde zich na de
huwelijksvoltrekking in Parijs, dat een goed uitgangspunt vormde voor
zijn tournees. Daar werd Anaïs in 1904 geboren. Er zouden nog twee
broertjes volgen. Joaquin Nin noemde haar 'het lelijke kleine meisje'.
Vrouw en kinderen ontzegde hij de toegang tot de concertzaal, omdat ze
'klapten en schreeuwden als boeren'. De ware reden was, dat hij hij zijn
gang wilde gaan. Bewonderaarsters mocht hij na afloop van zijn concerten
graag op zijn hotelkamer noden. In 1909 verhuisde de familie naar
Brussel. Joaquin Nin schijnt een pasja en huistiran te zijn geweest.
Regelmatig tuchtigde hij zijn vrouw en kinderen. Bij voorkeur sloot hij
ze op in hun respectievelijke kamers opdat ze niet zagen welke
lijfstraffen hij uitdeelde. Ook liefhebberde hij in naaktfotografie.
Gewapend met zijn camera verraste hij zijn kinderen in bad. De geur van
incest was manifest, zoals wel blijkt uit deze dagboekaantekening van
Anaïs Nin: 'Mijn vader heeft me naar het kleine zolderkamertje gebracht
om me te straffen. Hij trekt mijn broekje uit. Hij begint me met zijn
handpalmen te slaan. Maar hij houdt ermee op en liefkoost me. Dan steekt
hij zijn penis in me, en doet alsof hij me slaat. O, ik geniet ervan. In
en uit, in en uit, met mijn billen bloot, mijn broekje omlaag, neemt hij
me van achteren. Maar mijn moeder komt de trap opgelopen. We hebben geen
tijd meer ...' Dit miniatuurtje ademt perfect de mengeling van huiver en
genot waarmee ze haar vader altijd tegemoet is blijven treden. Hij was
zowel haar idool als verkrachter.
Wanneer hij na een aantal
hooglopende ruzies over zijn dwangmatige overspel zijn gezin in 1914 in
de steek laat, begint dochter Anaïs aan een briefwisseling met hem,
waarin ze fanatiek zijn kant kiest. Het is de prelude op haar toewijding
aan het dagboek. Op 11-jarige leeftijd keert ze met moeder Rosa en haar
twee broers terug naar New York. Anaïs draagt haar dagboek als een
kostbaar kleinood in een rieten mandje met zich mee. Het vormt een
substituut voor de vader, die haar afgewezen en verraden heeft. En haar
belangrijkste reddingsboei, zoals steeds meer zal blijken.
Hier begint Anais Nins Zurückkehr
ins Private, een vrijwillige opsluiting in fantasie en dagdromerij,
veroorzaakt door haar teleurstelling in de barre werkelijkheid.
Dagboekschrijven wordt een vluchthaven. Zoals haar vader zijn promiscue
levenswandel rationaliseerde met een kunstig gesponnen web van leugens
zal zij tot aan haar dood leven in haar fantasie en fantaseren in haar
leven. Grotesk bijna is het dat ze later haar lidmaatschap van de firma
Laster, Leugen & Bedrog zal rechtvaardigen met Jungs adagium dat de
mens geboren is om zijn droom te verwezenlijken. Acting out the dream.
Hoe maak je van een leugen een moreel hoogstaand principe? Anaïs Nin
wist er het antwoord op.
Sympathie, ja zelfs compassie,
roept het meisje Anaïs Nin op, ze is het gekneusde kind bij uitstek,
een ontvankelijk en intelligent meisje dat door een samenloop van
omstandigheden de kans krijgt in een wereldje van fantasmen en
projecties te leven. Tegelijkertijd roept ze dan al afkeer op. Haar
verwendheid, luiheid en narcisme zijn spreekwoordelijk . Ze is de
prinses op de erwt. Moeder Rosa slooft om het huishouden te runnen en
Anais kijkt als een decadent elfje toe. Op zestienjarige leeftijd zegt
ze de school vaarwel, omdat ze er geen zin meer in heeft. Gebrek aan
formele scholing zal haar altijd met een minderwaardigheidscomplex
blijven vervullen. Zelfdiscipline en werklust komen in haar vocabulaire
niet voor. Enkele pogingen van moeder Rosa haar uit te huwelijken aan
een Cubaanse man uit de beter gesitueerde kringen stranden wanneer ze
verliefd wordt op Hugo Guiler, een Columbia-student die letteren
studeerde maar kiest voor een carrière in het bank- en geldwezen. Hun
huwelijksnacht is een deceptie van de eerste orde. Hij blijkt impotent.
Het begin van Nin's frenetieke zoektocht naar mannen die haar wel kunnen
bevredigen.
In 1924 verhuist het echtpaar naar
Parijs. Het beeld dat biografe Brair schetst van haar wee-romantische
toewijding aan het dagboekanieren en Hugo's welhaast sukkelige adoratie
voor Anais, die in zijn ogen een hogepriesteres van de literatuur, ja de
belichaming van de Kunst is, en dientengevolge aanspraak kan maken op
een kritiekloze adoratie, contrasteert fel met haar ijskoude egoisme en
nymfomane gedrag. Ze flirt schaamteloos met zijn zakenrelaties, verleidt
haar psychiater Dr. Allendy en vermeit zich met de afvallige Freudiaan
Otto Rank in sado-masochistische spelletjes en fellatio. In Parijs legt
ze de basis voor de dubbele boekhouding van leugen en waarheid, een
charade van leugens en bedrog die haar toch al nerveuze gestel zo op de
proef stelt, dat ze tot haar dood te biecht zal blijven gaan bij
psychiaters. Een kortstondige verzoening met haar vader mondt uit in een
heftige incestueuze verhouding. Twee weken lang bedrijven vader en
dochter de liefde in een hotel aan de Cote d'Azur. 'Wat een tragedie. Ik
heb eindelijk de vrouw van mijn leven ontmoet en ze is mijn dochter,'
zal de pianist uitroepen. Ook haar broer Thorvald zal enkele malen dit
twijfelachtige genoegen smaken.
Kortom, een bijzondere dame. Hoe
men ook moge oordelen over haar literaire betekenis, als personage lijkt
ze op de vrouwelijke evenknie van Alfred Jarry's Superman, want
ze kon copuleren als een machine, woest, onvermoeibaar en met een
ongelofelijke toewijding. Later zal ze in haar dagboek noteren dat ze
zich verwant voelt met Madame Bovary en Ninon de L'Enclos, alleen
ontbeert ze helaas de tragiek van de eerste en het vileine cynisme van
de heldin uit les liasons dangereuses. Henry Miller, die dan in
Parijs woont en het bestaan van een uitvreter leidt, ziet slim hoe hij
de protege van de literair angehauchte bankiersvrouw kan worden. Anais
wordt zijn minnares, mecenas en muze. Maandelijks sluist ze tweehonderd
Dollar van haar echtgenoot door naar de auteur die faam zal verwerven
met zijn rauw-brute romans Quiet days in Clichy, Tropic of
Capricorn en Tropic of Cancer, geschreven in een stijl
die de o zo gevoelige Nin als 'mannelijk' en veel te realistisch
veroordeelt. Haar talloze lichamelijke verenigingen met de leden van de
bohème van de Linkeroever zijn legendarisch geworden. Haar klacht 'I
gave so much to the others' (en kreeg er zo weinig voor terug) is niet
helemaal bezijden de waarheid, maar haar sensibiliteit was gespeeld. De
meest ontnuchterende episode in haar Parijzer jaren behelst dan ook de
abortus van haar 6 maanden bijna, voldragen baby waarvan ze het lijkje
met een klinische nieuwsgierigheid bekijkt om vervolgens tegen Miller op
te merken dat de geboorte van zijn nieuwe roman haar heel wat meer
belang inboezemt.
Anaïs Nin, 'de pionier van sociale
concepten', is zo geabsorbeerd door haar hyperpersoonlijke besognes dat
de opkomst van het facisme en de Spaanse Burgeroorlog haar volledig
ontgaan. Pas wanneer de economische crisis of het begin van de Tweede
Wereldoorlog haar comfortabele leventje beinvloeden, wijdt ze er enkele
regels aan in haar dagboeken. Noodgedwongen verlaat ze in 1940 Europa.
Met Hugo strijkt ze neer in New York, waar ze zich verbeten werpt op
haar levenswerk, haar dagboeken, die ze als kostbare schatten bewaakt en
een universele betekenis toedicht. Literair agenten, uitgevers en
tijdschriftredacteuren delen doorgaans haar mening niet. De publicatie
van de korte roman A spy in the house of incest genereert
tamme kritieken. Interessant worden ze wel gevonden, maar dan als
chronique scandaleuse van bijvoorbeeld Henry Miller, die in de VS steeds
meer tot de verbeelding gaat spreken. Wie haar memoires doorleest wordt
echter getroffen door een zweverig solipsisme, een bijna benauwende
geobsedeerdheid voor de eigen gemoedstoestanden, een groteske vergroting
van het eigen Ik. Ze ziet niemand zoals hij of zij is. Het zijn
projecties. Figuranten in een toneelstuk waarvan zij de gedroomde heldin
is. Een aanzet tot meer fictie, een begin van literaire ambachtelijkheid
weerspiegelen de verhalen die ze voor 1 Dollar per pagina samen met o.a.
Henry Miller voor een New Yorkse antiquaar schrijft. De ironie wil dat
de bundels Delta of Venus en Little Birds haar postuum tot
een bestsellerauteur maken. Het vaak vermaledijde advies van de
opdrachtgever ' Laat de poezie en de filosofie eruit en concentreer je
op de seksuele beschrijvingen' was helemaal niet zo slecht, want het was
Nin's makke dat ze haar pornografica opsierde met dezelfde kitscherige
tierelantijnen als haar bekentenisproza en zo de stootkracht miste die
Henry Miller wel bezat.
Haar leven bleef een
aaneenschakeling van slippertjes en korte liasons. Ze rommelde met
homoseksuele mannen, van wie ze een groeiende afkeer kreeg toen ze niet
bezweken voor haar charmes. Vervolgens moedigde ze een 18-jarige
Yale-student aan om zijn studie en ouders vaarwel te zeggen zodat ze
samen 'in een droom konden leven'. Ze ging plat voor redacteuren en
literair agenten die haar werk wilden promoten. Verbitterd door gebrek
aan erkenning fulmineerde ze tegen de joden die de macht in de kritiek
en uitgeverij naar zich toe zouden hebben getrokken.
Ze correspondeerde als een bezetene
met iedereen die haar bewonderde. Haar dankbaarheid uitte ze niet alleen
in brieven. Toen criticus Edmund Wilson een waarderende bespreking aan
het autobiografische A spy in the house of love had gewijd,
beloonde ze zijn loftuitingen met een bedavontuur. Het grootste deel van
haar werk verscheen bij Vanity Presses. Hugo Guiler financierde
de uitgaven. Ze kocht een drukpers en vermenigvuldigde haar werk in
eigen beheer. Fanatiek bleef ze iedereen bestoken die haar kon helpen
een ingang te vinden bij de commerciële uitgeverijen. Guiler man maakte
enige furore als graficus en filmmaker. Het beangstigde haar. Straks zou
ze niet meer het centrum van zijn universum zijn.
Een beslissende ommekeer in haar
leven werd teweeggebracht door haar liefde voor de werkloze acteur en
aankomend bosbouwer Rupert Pole, voor wie ze haar leeftijd en huwelijk
met Guiler van 1948 tot kort voor haar dood verborgen zou houden. Het
was een bijna tragikomische wending. Anaïs Nin, die zichzelf graag zag
als fee en literaire madame, die zwelgde in luxe en society-feestjes,
maar ook graag de bohémienne en poète maudit uithing, viel voor een
jongeman die zijn uitgaven nauwkeurig in een kasboekje bijhield, een
post als ranger in de Sierra Madre ambieerde en nog onder de plak van
zijn vader en moeder zat. Hij oogde als een keurige held uit een B-film.
In 1955 trouwde ze met hem terwijl haar officiële verbintenis met Hugo
nog steeds bestond. Bigamie was een misdrijf. Dus moest Nin op een
zenuwtergende en bijna ziekelijke manier zien te voorkomen dat haar
beide echtgenoten achter de ware feiten kwamen. Ze maakte een 'Lie Box',
een kaartsysteem waarin ze vermeldde aan wie ze welke leugens had
verteld, zodat ze nooit betrapt kon worden. In New York verzamelde ze
een coterie van helpers om zich heen. Haar post en telefoontjes werden
voortaan via ingewikkelde omwegen naar haar geleid. Hoe perfect haar
systeem werkte, wordt wel geillustreerd door de necrologieën die The
New York Times en The Los Angeles Times in 1977 publiceerden. In de ene
krant werd Rupert Pole, in de andere Hugo Guiler als haar wettige
echtgenoot opgevoerd.
Er is wel beweerd dat Anais Nin
schizofreen was. Haar persoonlijkheid zou gespleten zijn in een aantal
onafhankelijk van elkaar opererende vrouwen - een thema dat ze ook in
haar verhalen, novellen en romans graag uitmolk. Dat betwijfel ik. Nin
was zich uitstekend bewust van de vele rollen die ze speelde. Geplaagd
door schuldgevoelens en depressies bezocht ze haar vrouwelijke
psychiater in New York, die ook Hugo als client had. Ze bestreed haar
mismoedigheid met opiumderivaten en wenste eigenlijk alleen maar
absolutie voor haar zonden. Misschien erkende ze zelf dat haar literaire
betekenis nogal beperkt was. Ze had de chroniqueur van de Amerikaanse
literaten op de Linkeroever van Parijs tijdens het Interbellum kunnen
worden, maar was te zeer begaan met zichzelf om afstand te kunnen nemen.
Het predikaat 'avant-garde'-schrijfster is volslagen misplaatst, evenals
exponent van het surrealisme in de literatuur. In wezen was Anais Nin
een tragikomisch bedrijfsongeval van de letteren, de belichaming van een
in de jaren zestig en zeventig wijd verbreide misvatting dat literatuur
zelfexpressie is. Geen wonder dat Nin juist in die periode de kans kreeg
haar dagboeken te publiceren. De kudde van feministes,
literatuurwetenschappers en modieuze recensenten die haar geheel in
overeenstemming met de tijdgeest uitriepen 'tot een van de belangrijkste
contemporaine schrijvers' waren verknipt of verblind.
En haar erotica dan? Die zijn
minstens smakelijk en aardig, want ze bevatten de volledige staalkaart
aan perversies, van zoöfilie tot ozolagnia. Ze kende Hirschfeld op haar
duimpje. De dagboeken zijn nog nooit in hun ongekuiste vorm verschenen.
Wat er tussen 1976 en 1980 uitkwam, was zwaar bewerkt en gereviseerd. De
oeredities liggen nog achter slot en grendel en worden bewaakt door
Rupert Pole. Misschien zal ooit een lucide editor het titanenwerk op
zich nemen om die kwartmiljoen pagina's terug te brengen tot een
kernachtige kroniek over het literaire leven in Parijs van de jaren
dertig. Probleem is dat Nin teveel in zichzelf was geinteresseerd om
boeiende portretten van Durrell, Miller en al die andere literaten te
kunnen schrijven. Ze zeverde liever over zichzelf. Vermoedelijk heeft
biografe Deirdre Brair gedaan wat haar onderwerp niet kon. Ze schreef
een meeslepend feuilleton, een grondig gedocumenteerde vie romancée
over het leven van een geletterde vrouw, die alles deed wat God verboden
had en tot haar dood naar absolutie voor haar leugenachtigheid heeft
gesnakt. Nu brandt ze in de literaire hel die biografie heet.