HET
POPCORNPROZA VAN ELMORE LEONARD
De meeste Amerikaanse
regisseurs zijn niet dol op literatuur. Ze halen liever een door de wol
geverfde schrijver naar Hollywood om een spannend script te verzinnen of
ze jatten de plot van een pulproman en maken daar zelf een scenario van.
Het merendeel van de bioscoopbezoekers interesseert het trouwens geen
zier of een film op een roman van Marcel Proust, Ian Fleming of Stephen
King is gebaseerd. Literatuur van het eerste garnituur mag uitmunten in
rake sfeerbeschrijvingen, psychologisch inzicht en een virtuoze stijl,
op celluloid blijft er van die kwaliteiten meestal weinig over.
De ironie wil dat populair
proza de beste grondstof voor een scenario vormt. Schrijvers van
misdaadromans en andere genreboeken grossieren niet in filosofische
prietpraat of psychologisch geneuzel, maar gaan recht op hun doel af.
Spanning, herkenbaarheid en een aansprekende couleur locale zijn voor
hen belangrijker dan diepzinnigheid en verfijning. En als ze ook nog
filmisch schrijven, in korte pakkende scènes, liefst vanuit wisselend
perspectief, dan scheelt dat een hoop werk bij de adaptatie.
Scenarioschrijvers willen
een roman die leest als een rudimentair draaiboek, liefst met veel
feitelijke informatie over het idioom, de kleding, de houding en de tics
van de personages. De dialogen moeten lekker bekken, humoristisch en
sprankelend zijn, het verhaal moet spanning en vaart hebben. En de
personages kunnen het best een tikkeltje vlak en stereotiep zijn, zodat
de acteurs nog enige eer kunnen behalen aan hun werk. Het is misschien
een enorme uitdaging om Jozef K. of Madame Bovary te spelen, maar je
moet wel van heel goede huize komen om de kritiek met je vertolking te
kunnen verrassen.
Natuurlijk zijn er tal van
beroemde voorbeelden, die de stelling ontkrachten dat een meesterwerk
uit de literaire canon onbruikbaar is voor een scenario. Zijn er geen
prachtige films gemaakt van Karakter, Der Blechtrommel en The
Great Gatsby? Jazeker, maar het aantal mislukkingen - meestal
pretentieuze art-housefilms die maar niet willen boeien - is
vermoedelijk veel groter. Zodoende branden de meeste regisseurs liever
niet hun vingers aan de bewerking van een sacrosancte tekst. Nouvelle
Vague-regisseurs uit de jaren vijftig hadden al door dat een Serie
Noir-verhaal van James M. Cain of David Goodis dankbaarder is om te
verfilmen dan een filosofische roman van Camus of Sartre.
De Amerikaanse
misdaadauteur Elmore Leonard (1928) lijkt bijna uitgevonden voor
Hollywood-regisseurs die verlegen zitten om een verfilmbaar boek zonder
literaire pretenties. Hij schrijft doeltreffend en visueel. Zijn stijl
is laconiek, grappig en rauw. Geen wonder dat er al op 27 van zijn 33
romans een optie is genomen. Elf boeken, drie korte verhalen en een
origineel scenario van Leonard werden met wisselend succes verfilmd.
John Travolta maakte een adaptatie van Get shorty. Quentin
Tarantino ontfermde zich over Rum Punch en hertitelde het tot Jackie
Brown. Middelmatige acteurs-regisseurs als Ryan O'Neal en Burt
Reynolds vergrepen zich aan The Big Bounce en Stick
en bewezen daarmee dat een spannend boek niet automatisch een
geslaagde rolprent oplevert.
Leonard is 'hot property'
in Hollywood. Zijn verhalen over slecht gehumeurde kruimeldieven,
gelegenheidsmoordenaars en gangsters smeken bijna om verfilming. Hij is
zo bedreven in het bedenken van vlijmscherpe dialogen dat menig
scenarioschrijver ze nog alleen maar een beetje hoeft in te korten.
Verder imiteren de veelal verknipte personages in Leonards boeken zo
graag beroemde filmsterren, dat een casting-director meteen voor zich
ziet welke acteur het geschiktst is voor deze of gene rol.
Schokkende pretenties
heeft Leonard nooit gehad. Toen hij als middelbare scholier het
feuilleton All Quiet on the Western Front in de Detroit Times
las, stond zijn besluit meteen vast: hij wilde schrijver van
cowboyverhalen en western-scenario's worden. Tijdens zijn studie Engels
en Filosofie imiteerde hij vlijtig de stijl van destijds populaire
auteurs als Hemingway en Nathanael West. In 1949 ging hij voor een
reclamebureau werken. Als copy-writer leerde hij wervende teksten voor
folders en brochures maken. In zijn vrije tijd schreef hij
cowboyverhalen die hij aan Zane Grey Western, The Saturday Evening
Post en talloze pulpbladen wist te slijten. Van 1953 tot 1961
produceerde hij ongeveer dertig verhalen en vijf romans. Twee
westernboeken verkocht hij aan de filmindustrie. Een daarvan, de roman Hombre,
werd door The Western Writers of America uitgeroepen tot een van de
vijfentwintig beste westernboeken ooit verschenen.
In 1961 nam hij ontslag
bij het reclamebureau. Voortaan zou hij zich volledig aan het
schrijverschap wijden. Maar om in zijn onderhoud te kunnen voorzien,
bleef hij op bestelling scripts voor educatieve films en
bedrijfsdocumentaires, advertentieteksten en foldermateriaal leveren.
Toen filmmaatschappij Twentieth Century Fox in 1966 een fors kapitaal
voor de rechten op Hombre neerlegde, kon hij eindelijk full time
romancier worden. Er was echter één probleem: de Amerikaanse markt
voor wildwest-verhalen was vrijwel opgedroogd. De televisie had de
western geannexeerd en er een burgerlijk vermaak van gemaakt.
Veelbekeken series als Bonanza en The Virginian zogen de
lezers van de western-pulpbladen weg, waarna ze een voor een het loodje
legden.
Leonard besloot zijn
aandacht te verleggen en koos voor de misdaadroman. Zijn eerste proeve
van bekwaamheid werd Mother, this is Jack Ryan. Aangezien zijn
literair agente ziek was, stuurde zij Leonards manuscript door naar H.W.
Swanson in Hollywood, de legendarische vertegenwoordiger van Scott
Fitzgerald, Faulkner en Chandler. Kort daarna kreeg hij een telefoontje.
'Heb jij dit geschreven?,' vroeg Swanson ongelovig. 'Ja, natuurlijk,'
antwoordde Leonard. 'Jongen, ik ga je rijk maken,' zei de literair agent
en bestookte vervolgens tal van uitgeverijen met het manuscript. Ondanks
zijn inspanningen werd Mother, this is Jack Ryan 84 keer
afgewezen. Uiteindelijk hapte pocket-uitgeverij Gold Medal toe en
verfilmde Warner Brothers het verhaal. In een koortsachtig tempo schreef
Leonard hierna de ene misdaadroman na de andere, waaronder bestsellers
als Fifty-Two Pickup, Stick en LaBrava. Een groeiende
schare lezers verslond zijn nieuwe boeken. In de jaren zeventig had hij
de status van cult-auteur bereikt.
Met de verschijning van Glitz
(1985) brak Leonard definitief door. De toonaangevende critici konden
niet meer om hem heen. Hij kreeg een waarderende coverstory in Newsweek
en besprekingen in de serieuze literaire bijlagen. Ook viel hij steeds
vaker in de prijzen. Leonard werd driemaal genomineerd voor de
prestigieuze Edgar Allen Poe Award, ontving de Grand Master Award van
The Mysterie Writers of America en de Hammett Prize voor Maximum Bob
(1991). Op zijn pensioengerechtigde leeftijd is Leonard het soort
misdaadauteur geworden, dat door critici bewierookt wordt en waarmee een
schrijver als Martin Amis - die hem een volbloed postmodernist noemt -
graag koketteert.
'Ik houd niet van dikke
boeken,' merkte Elmore Leonard ooit op. 'Ik ben drie keer tot bladzijde
30 van Schuld en Boete gekomen. Te veel woorden.' Deze
ontboezeming kan als zijn literair credo gelden. Hij is de meester van
het uitgebeende proza. Soms heeft zijn stijl kraak noch smaak, dan weer
fonkelen en spetteren zijn zinnen. Leonard: 'Ik heb al mijn bijwoorden
opgebruikt toen ik autofolders voor Chevrolet schreef.'
Economisch schrijven
leerde hij van Hemingway, ofschoon hij diens levenshouding allerminst
deelde. 'Ik nam mezelf niet zo serieus als Hemingway. Volgens mij is je
stijl en je stem een uitvloeisel van je mentaliteit. Wanneer je
optimistisch, humoristisch of knorrig bent, komt die sound
vanzelf in je schrijfstijl. Dus ging ik op zoek naar schrijvers die
humor in hun werk stopten zonder dat ze grappige boeken maakten.'
Behalve door de hier onbekende schrijver Richard Bissell, liet hij zich
inspireren door James M. Cain - geen echte humorist, maar wel
wrang-komisch in zijn dialogen - en Ed McBain, die een hele serie
verdienstelijke politieromans schreef.
Maar van doorslaggevende
betekenis voor zijn stijl en compositietechniek was het werk van de
advocaat George V. Higgins, die in de jaren zeventig furore maakte met The
Friends of Eddy Coyle en Cogan's Trade. Higgins ontpopte zich
als een vernieuwer van de hardgekookte roman en een writer's writer,
wiens eigenzinnige schriftuur ook zijn sporen in het zo bejubelde werk
van James Ellroy heeft achtergelaten. Hij vergruizelde het traditonele
imago van de misdadiger en introduceerde een collage-achtige
verteltechniek.
Leonard ontdekte bij
Higgins dat het onderscheid tussen good and bad guys futiel is
geworden. Met de mythe van de gangster als gewetenloze moordenaar of
slachtoffer van het systeem maakte Higgins korte metten. De leden van de
mob zijn bij hem geëvalueerd tot criminele entrepeneurs. De
privé-detective als asfaltridder en hoeder van de moraal komt in zijn
werk niet meer voor.
Leonards leermeester
schreef consequent vanuit het perspectief van kruimeldieven,
huurmoordenaars en bankrovers. Zo'n aanpak vraagt om inlevingsvermogen
in de mentaliteit van de penoze. Wie criminelen geloofwaardig wil
portretteren, moet als een Balzac in de onderwereld afdalen en het
vocabulaire van zijn protagonisten door en door kennen. Legde Higgins
zijn oor te luister bij de criminelen van Boston, Leonard gebruikte
voortaan in zijn werk het arbeidersidioom van de industriestad Detroit,
waar hij het grootste deel van zijn jeugd doorbracht. De scheidslijn
tussen legale en criminele activiteiten is bij Higgins zo vaag geworden,
dat je vaak niet meer kunt uitmaken wie de kluit belazert. De oppassende
burger is niet rechtschapen, hij houdt zich uit angst of berekening aan
de wet. De misdadiger opereert volgens een eigen code. Moorden, afrossen
en bedrog zijn voor hem legitieme methoden om te overleven. Wie het
loodje legt, heeft dat aan zichzelf te wijten. Hoe Macchiavellistischer
en meedogenlozer boeven handelen, des te sneller maken ze carrière in
de onderwereld. Succesvolle criminelen vertonen dan ook opmerkelijke
overeenkomsten met captains of industry en geslaagde topmanagers. Het
zijn dynamische en zelfverzekerde lui die op het scherp van de snede
leven. Als het moet slaan ze meedogenloos toe. En natuurlijk zijn er net
zoals in het gewone leven de vele losers, beklagenswaardige
sukkels, die noch het talent, noch de wil hebben om zich een weg naar de
top te vechten. Specimina van de laatste soort zijn dan ook rijk
vertegenwoordigd in het werk van Leonard.
Dat Leonard zijn huiswerk
goed heeft gedaan bij het bestuderen van George V. Higgins blijkt
zonneklaar uit zijn losse stijl en naargeestige visie op de onderwereld.
Geen alleswetende verteller of innemende hoofdpersoon ontvouwt de
intrige. Het zijn de dialogen, die ons legpuzzle-gewijs inlichten over
de verhaalontwikkeling, de karakters en de conflicten. En dat in strak
afgebakende scènes, precies zoals in een film. Het verhaal is
gereduceerd tot een serie gesprekken, gekruid met volkse humor,
obsceniteiten en cynisme. Het commentaar op de handeling is karig, zo
niet afwezig. Leonard lijkt op een nederige geluidsmonteur, die flarden
tape met gesprekken tussen criminelen aan elkaar heeft gelast.
Die werkwijze heeft
Leonard dus van zijn grote voorbeeld afgekeken. Maar hij ging verder en
populariseerde Higgins stijl door welbewust af te zien van ingewikkelde
karakters of moeilijk taalgebruik. Het gevolg is dat Leonards
popcornproza soms middelmatig smaakt, maar je blijft er wel van eten.
Deze auteur wil niet behagen of de literaire smaakpapillen kittelen. Het
enige wat bij hem telt is het opzwepende ritme van de zinnen, de geur
van authenticiteit en het onvoorspelbare geweld. Het is popliteratuur in
de beste betekenis van het woord.
Elmore Leonard is vooral
de auteur van de snel geschreven misdaadroman vol onverhoedse
gebeurtenissen en absurd geweld. De jagers kunnen opeens prooi worden en
vice versa. Partners in crime schieten elkaar - als dat even zo
uitkomt - schouderophalend neer, gewoon, alsof ze een vuiltje uit hun
oog halen. De personages preken chaos en geweld. Hun moraal is uiterst
primitief. Het is eten of gegeten worden. Ze staan voortdurend op
scherp. Een verkeerde beweging of een moment van onoplettendheid en ze
zijn er geweest. Die verhoogde vorm van waakzaamheid geeft een
elektriserende spanning aan zijn boeken.
Maar wat het meest
fascineert in zijn werk en wat Hollywood-regisseurs als Quentin
Tarantino in extase moet brengen, zijn de overvloedige verwijzingen naar
de wereld van de filmindustrie, de popmuziek en de showbusiness. Neem Ransom,
Get Shorty, Out of Sight of om het even elke andere Leonard-titel,
en telkens weer valt op hoe bij deze schrijver het leven de kunst
imiteert. Zijn criminelen hebben geen vastomlijnde identiteit, maar
kiezen rolmodellen, liefst Hollywood-sterren, die ze in houding, kleding
en spraak imiteren. Die puberale onzekerheid van zijn personages is
zowel angstaanjagend als vervreemdend. Niemand is wie hij lijkt. Elk
personage is een gevaarlijke fantast.
Als Leonard één
filosofie verkondigt, dan wel de idee dat de wereld een verraderlijk
spel van schijn en wezen is. In zijn laatste roman, Cuba Libre,
trekt hij deze lijn door naar de politiek, net zoals James Ellroy (American
Tabloid) en George V. Higgins (City on a Hill), die
eerder de era van president Kennedy of het gekonkelefoes van politici in
Washington als onderwerp kozen. De goeden en de slechten zijn in
Leonards roman over de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 even grappig,
slim en briljant. Tussen goed en fout bestaat vrijwel geen onderscheid
meer. Het bestaan is een gigantische criminele samenzwering geworden.
Zoiets mag opwindend zijn
voor lezers die zo paranoïde zijn dat ze overal geheime
bondgenootschappen vermoeden, op den duur wordt zo'n metafoor voor mij
al te gezocht. Het is dan ook te hopen dat Leonard weer terugkeert naar
zijn oude stiel. Slechte romans zijn er immers al genoeg. Dat zullen
zelfs Hollywood-regisseurs als Quentin Tarantino beamen.
Alle genoemde
Leonard-titels en het door Tarantino verfilmde Jackie Brown alias
Rum Punch (F 24.90) verschijnen bij uitgeverij Holkema &
Warendorf. De Engelstalige edities worden geimporteerd door Penguin
Books. Het werk van George V. Higgins is hier en daar nog verkrijgbaar
in de ramsj.
|